Gepubliceerd op 18-03-2021

Sicilië

betekenis & definitie

grootste eiland in de Middell. zee, door de straat van Messina van het vasteland van Italië (Calabrië) gescheiden en slechts 120 km. van het naaste punt van Afrika verwijderd, is 25.738 km.2 (berekening van Supan) groot, en telde 1901: 3.529.799 inw., verdeeld over de 7 prov. waarin het is verdeeld, als volgt:

Provinciën. KM2. Inw. 1901. per K.M2.

Caltanissetta 3273 327977

100

Catania 4966 705412 142

Girgenti 3035 373638 122

Messina 3225 543809 169

Palermo 5047 785357 156

Siracusa ! 3735 427507 114

Trapani 2457 368099 150

Sicilië 25738 3529799 * 137

S. is een golvend plateau met smalle kustvlakten; in het n.o., van Messina tot Taormina, ligt het Peloritaansche gebergte (tot 1374 m. hoog), ten w. daarvan het Nebrodische gebergte (hoogste top de Madonie, 1975 m.); ook elders komen nog berggroepen voor en aan de oostzijde verheft zich de 3313 m. hooge Etna (zie ald.). Kivieren: Simeto en Anapo (uitmondend in de Ionische zee), Salso (Himera) in het z.w. De lage streken zijn zeer vruchtbaar: uitmuntende tarwe (uitvoer), gerst, boonen, wijn (jaarlijks 5—6 millioen hectoliter), olie (550.000 hectoliter), zuidvruchten, sumak, tabak, Johannesbrood, vijgen. Het binnenland is droog en boomloos (warmte tot 45°). In het geheel wordt slechts 10 % van ^en grond bebouwd. De tegenw. bevolking is ontstaan uit de vermenging van verschillende volken: Romanen, Saracenen, Germanen. Bronnen van bestaan: landbouw, veeteelt, visscherij, zijdeteelt, mijnbouw (op zwavel, zout en asphalt), handel. Hoofdhavens: Messina, Palermo, Catania, Licata, Trapani. Hoofdstad is Palermo.



Geschiedenis

De oudste bewoners van het eiland waren Sicaners, die langzamerhand door de van het vasteland gekomen Siculers naar het westen van het eiland gedrongen werden; wellicht duiden beide namen echter slechts één zelfde volk aan. De Pheniciërs legden reeds in vroegen tijd handelsnederzettingen op de kust en de naburige eilandjes aan, doch de Grieken, die op S. tal van koloniën stichtten, traden daar het eerst veroverend op. Omstreeks 500 heerschten in de voornaamste steden tirannen (o. a. Gelon in Syracuse en Theron in Agrigentum), die de grieksche heerschappij voor algeheelen ondergang behoedden, waarmee zij van den kant der Carthagers bedreigd werd. Na de nederlaag, welke Athene tegenover Syracuse 413 leed, streefde laatstgenoemde stad naar de heerschappij' over geheel S. en Beneden-Italië. Na de overwinning van Rome op Carthago 241 deelden Rome en Syracuse de heerschappij'; in den tweeden punischen oorlog werd vervolgens ook Syracuse 212 en Agrigentum 210 door de Romeinen veroverd. Het gebeele eiland was nu een rom. provincie, doch ging onder de rom. stadhouders meer en meer achteruit; berucht is het bestuur van den stadhouder Verres (73—71 v. Chr.), die het eiland geheel plunderde.

S. vormde na de reorganisatie van het rijk door Augustus (27 v. Chr.) de eerste der tien senatorische provinciën; 395 na Chr. werd het bij het westromeinsche rijk gevoegd, in 493 bij het Oostgotische, in 535 door Belisarius bij het Byzantijnsche rijk ingelijfd. In 827 landden daar de Saracenen en breidden hnn macht over het eiland uit; de Christenen handhaafden zich nog in het noordoosten; sedert 878 was het geheele eiland in het bezit der Saracenen. In 1061 ging Robert Gniseard, hertog van Apulië, met zijn broeder Bogier op de verovering van het eiland uit, en achtereenvolgens vielen de voornaamste steden in handen der Normandiërs totdat 1091 de verovering van het eiland voltooid was. Keizer Hendrik VI stichtte de heerschappij van zijn huis (Hohenstaufen) in de beide Siciliën; de beroemdste heerscher uit dat huis was keizer Frederik II (in S. Frederik I), onder wiens regeering S. de zetel eener hooge beschaving werd.

Na den val der Hohenstaufen handhaafde Karel van Anjou een tijdlang zijn heerschappij over S., totdat zij 1282 door de Siciliaansche Vesper vernietigd werd. Peter III van Aragon werd als Peter I meester van het eiland, dat sedert weder gedurende 160 jaar van Napels gescheiden bleef. In dat tijdperk geraakte S. weer in verval. Toen 1377 met den dood van Frederik III de mannelijke linie van het aragonsche huis uitstierf, kwam het eiland aan Frederiks minderjarige erfdochter Maria, die 1385 met prins Martinus van Aragon huwde. Het eiland bleef nu met Spanje vereenigd totdat het met den vrede van Utrecht 1713 als koninkrijk S. aan Victor Amadeus van Savoye kwam; doch reeds 1720 kwam het aan Oostenrijk, 1735 met Napels door den vrede van Weenen aan den spaanschen infant Don Carlos. Toen deze 1759 koning van Spanje werd (Karel III), liet hij S. en Napels als secundogenituur aan zijn derden zoon Ferdinand. Het eiland, tijdens de napoleontische heerschappij het eenige bezit der Bourbons, was een bestanddeel van het koninkrijk der beide Siciliën (zie volgend art.), en deelde deszelfs lotgevallen. In 1860 werd het door Garibaldi van de bourbonsche heerschappij bevrijd en 1861 een bestanddeel van het nieuwe koninkrijk Italië.

Het in S. sedert jaren ingewortelde rooverwezen, dat in de Maffia een formeele organisatie heeft, deed 1875 het kabinet Minghetti bij de Kamer een uitzonderingswet tot het uitroeien daarvan indienen; doch ook later kwam men niet tot afdoende maatregelen. Einde 1893 hadden er ernstige onlusten op S. plaats naar aanleiding van verhooging der gemeentebelasting en van de groote ellende, waarin de boeren door de grootgrondbezitters gekomen waren; om de misstanden weg te nemen werd generaal Morra di Lavriano met onbeperkte volmacht naar het ei’and gezonden en 4 Jan. 1894 de staat van beleg daar afgekondlgd, waarop langzamerhand de rust hersteld werd, zoodat 1896 graaf Codrinchi tot civiel-commissaris voor S. benoemd kon worden met zelfstandige bevoegdheden.

< >