d. i. leeuwenbuik, de vroeger bloeiende, nu zeer vervallen hoofdstad der perzische provincie Farsistan of van het land Fars, eens de residentie der arab. kalifs en een brandpunt van oostersche pracht; in 1824 door aardbevingen, waarbij over de 4000, en in 1853 waarbij ongeveer 10.000 menschen omkwamen, bijna geheel verwoest. Tot dat tijdstip telde zij omstreeks 50.000 inw., waaronder voortreffelijke graveurs en steenhouwers, terwijl er tevens vele fabrieken bestonden voor het vervaardigen van katoen, zijde, wol, leder, glas, vuurwapenen, stalen klingen, buskruit en vooral van rozenolie.
Thans heeft zij weer 3;2.ÜOO inw. In hare omstreken groeit een roode wijn, dien men voor den besten van het Oosten houdt en die, met tabak, rozenolie', glas, pijpen, aardewerk, zijden stoffen en klingen tot de voornaamste artikelen van uitvoer kan gerekend worden. Na het verdrijven der Sassaniden was S. gedurende het midden der 7de eeuw de residentie der kaliefen; het bereikte zijn hoogsten bloei in de 13de eeuw onder den keizer der Mongolen Hulagu. Timur veroverde de stad in 1387 en 1392. Eenmaal was S. ook het middelpunt der perzische wetenschap en poëzie. De dichters Hafis en Saadi, wier graven zich nog in de nabijheid van S. bevinden, werden er geboren.