of Fars. Perzische provincie, grenst ten o. aan Kerman en Laristan, ten n. aan Irak-Adsjmi, ten w. aan Ghusistan, ten z. aan de Perzische golf; het land stijgt terrasvormig van uit zee naar de hoogvlakte op; de overvloedig bewaterde dalen behooren tot de vruchtbaarste plekken der aarde, als b.v. het door de perzische en arabische dichters als het aardsche paradijs gepre7en Schabbevan. De kuststreek echter, Desjitistan of Germansir geheeten, voortdurend blootstaande aan een groote hitte, is met uitzondering van eenige palmsoorten, van allen plantengroei ontbloot. Achter deze kuststreek loopt het land allengs op tot het Tingsirgebied (Land der passen), vervolgens tot de Serhad-streek (Koude land), eindelijk tot de hoogvlakte. Onder de rivieren zijn de Sefid-roed, de Mand en de in het zoutmeer Niris mondende Bendemir de belangrijkste. Het klimaat is, uitgenomen aan de kust, gematigd en gezond, de zomers zijn uitermate warm, de winters zeer koud, lente en herfst bizonder mild. Men verbouwt rijst, ooft, dadels, wijn, olijven, katoen, tabak enz. alles alleen voor eigen gebruik, -daar uitvoer verboden is; andere voortbrengselen van F. zijn cochenille, zijde en rozenolie. De bewoners der steden zijn voor het meerendeel van iranischen oorsprong; de het platteland bewonende herderstammen, allen kurdische Luriërs, splitsen zich i/d 10 a 12,000 zielen tellende Mamazeni, woonachtig tusschen Schiras en de kust, en de meer dan 30,000 zielen sterke Kughelu, ten n. der vorigen. Hoofdstad is Schiras, de voornaamste handelsplaats isBuschehr, vanwaar de belangrijke, hoewelmoeilijke handelsweg over Schiras naar Ispahar leidt.
F. is het oude Persis (zie Perzië, geschiedenis), het stamland der Perzen, van wier steden Persepolis en Pusargadae nog grootsche ruïnen voorhanden zijn.