Gepubliceerd op 18-03-2021

Roorda van eysinga

betekenis & definitie

nederl. familie, van welks leden wijl vermelden:

Sytse R., geb. 23 Febr. 1773 te Sneek, predikant, 1818 te Batavia, waar hij ook schoolopziener was, 1821 visitator van de scholen en kerken van Makasser en de Molukken, overl. 1830 op de terugreis naar Nederland. Yan zijn werken gaven zijn familieleden in het licht: Reizen en lotgevallen (4 dln. 1830).

Zijn dochter, Josina R., geb. 28 Aug. 1807 te Westzaan, overl. 29 Febr. 1888 als weduwe van P. Scheffelaar Klots, sehreef: Kindergedichtjes (1840),- Gedichten voor kinderen, enz.

Philippus Pieter R., oriëntalist, zoon van den vorige, geb. 1 Dec. 1796 te Kuinre, trad 1819 in oost-indischen krijgsdienst, nam reeds in 1820 zijn ontslag, kreeg een aanstelling als kweekeling voor de inlandsche talen te Batavia, en legde zich vooral op het javaansch toe. In 1822 werd de pas opgerichte inlandsche drukkerij aan zijn zorgen toevertrouwd; tijdelijk werd hem ook het bestuur van het departement van inlandsche zaken opgedragen. In 1825 kwam zijn MaleischNederd. woordenboek in arabische letter van de pers, vervolgens een Javaansche spraakkunst ; ook ontwierp hij een Nederd.-Javaansch ivoor denhoek in de verschillende zoowel hooge als lage talen, alsmede een Javaansch-Maleisch- \ Nederd.-Fransch woordenboek, met aanhalingen ' van verschillende schrijvers. Untussehen was hij in 1825 tot maleisch translateur van de regeering benoemd. In 1827 verscheen zijn uitgave van een der beste maleische handschriften: De kroon aller koningen, met een nederd. vertaling. Toen hem in 1828 het secretariaat der residentie Bantam was opgedragen, wist hij zich daar krachtig te doen gelden, doch de vele bezigheden aan die betrekking verbonden deden hem besluiten om in 1830 een tweejarig verlof naar Nederland aan te vragen. Tot hoogl. in de taal-, landen volkenkunde van O.-Indië bij1 de militaire academie te Breda in 1836 aangesteld, nam hij dien post tot 1843 waar, doch keerde toen naar Indië terug, waar hem in 1844 de bewerking van een volledig MaleischNederd. woordenboek werd opgedragen, dat echter niet in het licht verscheen. Ten tweeden male, in 1848, naar Nederland teruggekeerd, woonde hij eerst te Leiden en later te Utrecht, waar hij in 1856 overleed. Een jaar te voren was nog zijn Algemeen Nederd.-Maleisch woordenboek in de hof-, volks- en lage taal te ’s Graverhage verschenen. Zijn laatste voortbrengsel was de „Bintang Oetara” of „Noordstar”, een in het maleisch geschreven maandblad voor Indië bestemd. Onder zijn overige werken moeten vermeld: De stomme getuige van het menschelijk hart (in romantische tafereelen, met vervolg, 1833—41), De kardinaal de Richelieu (treurspel 1886), Aardrijksbeschrijving van Nederl.-Indië (1839), Handboek der land- en volkenkunde van Indië (3 dln., 1841 —50), enz.

Sicco Ernst Willem R., zoon van den vorige, geb. 8 Aug. 1825 te Palembang; te Breda opgeleid tot officier der genie, en als zoodanig weer naar Indië gegaan, kreeg hij weldra tegenzin in den mhitairen dienst, ging daarop als ingenieur in den civielen dienst over; verliet ook deze weldra en werd ten slotte administrateur op een plantage. Omstreeks dezen tijd begon hij in de pers op te komen tegen de wijze waarop Indië geregeerd wordt, en een kwarteeuw lang was hij de felste en hevigste tegenstander van het nederl. gezag in Indië; zijn bittere Vloekzang, of de laatste dag der Hollanders op Java (o. a* door Multatuli opgenomen in de Aant. op „Max Havelaar”) gaf het gouvernement reden om hem uit het land te zetten (1864); na eenig rondzwalken vestigde hij zich te Brussel, ging later naar Zwitserland, en overl. hier, 23 Oct. 1887 te Clarens. Van zijn geschriften moeten vermeld: De „liberalen” en mijne verbanning (1865), Een mijsterie (1865), Ontleding van onze koloniale staatkunde (1865), Mijn verbanning. De officieele waarheid (1865), Mijn verbanning en mijn vloekzang. Een andere waarheid dan de officieele (1866), Weten en begrijpen (1873); zijn artikelen in het „Gron. Weekblad” en „Recht voor Allen” zijn later uitgegeven onder den titel Verzamelde Stukken (met levensschets van de hand van F. Domela Nieuwenhuis).

Zijn broeder, Sytse Frederik Willem R., geb. 3 Jan. 1827 te Batavia, eerst predikant, later propagandist van het spiritisme, gaf in het licht: De zelfopenbaring Gods in den menschelijken geest (1865), Christendom en \ Cultuurstelsel (1867), Het spiritisme en de openbare meening (1874), enz., en redigeerde verschillende tijdschriften.

Ida Catharina Wilhelmina R., zuster van de beide vorigen, geb. 5 Febr. 1838 te Breda, huwde na den dood van haar eersten echtgenoot, M. H. Ph. van den Bergh van Eysinga, met den predikant L. M. de Boer (1879), schreef een Aardrijkskundig woordenboek van Nederl.-Indië (3 dln. 1870), redigeerde vele jaren den „Dichterlijken Scheurkalender”, en gaf een verbeterde uitgave van de samenspraken in de laag-arabische taal van W. A. P. Roorda van Eysinga in het licht.

< >