Gepubliceerd op 23-02-2021

Rijkslandbouwproefstations

betekenis & definitie

In de gemeenten, daartoe door de koningin aan te wijzen, zijn rijkslandbouwproefstations gevestigd, waarvan één of meer in het bijzonder voor het onderzoek van zaden. Zij hebben ten doel:

1) het ten behoeve van den landbouw, op aanvrage van de regeering of van bijzondere personen en instellingen, onderzoeken van grond- en watersoorten, meststoffen, voedingstoffen, zaden en alle andere landbouwgrondstoffen en voortbrengselen;
2) het verrichten van cultuur- of bemestings- proeven op de daarvoor door de regeering of door bijzondere personen of instellingen beschikbaar gestelde proefvelden;
3) het instellen van wetenschappelijke onderzoekingen van meer algemeenen aard den landbouw betreffende.

Voor bepaalde richtingen kunnen op dit gebied door den minister van waterstaat, handel en nijverheid een of meer der rijkslandbouwproefstations van bijzonder personeel en van bijzondere hulpmiddelen voorzien worden. Elk rijkslandbouwproefstation is bestemd. voor bepaalde door den minister van waterstaat, handel en nijverheid aan te wijzen kringen. Voor de zes stations zijn de navolgende kringen aangewezen.

Voor het station te Wageningen: de provinciën Gelderland, Overijssel en Utrecht

voor het station te Groningen: de provinciën Groningen en Drenthe, en van de provincie Friesland de gemeenten Achtkarspelen, Aengwirden, Ameland, Barradeel, ’t Bildt, Dantumadeel, Dokkum, Doniawerstal, Ferwerderadeel, Gaasterland, Haskerland, Idaarderadeel, Kollumerland en Nieuw-Kruisland, Oostdongeradeel, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Schoterland, Sloten, Smallingerland, Tietjerksteradeel, Westdongeradeel, Weststellingwerf, Wijmbritseradeel en IJlst;

voor het station te Hoorn: de provinciën Noordholland en Zuidholland, behalve de eilanden Goedereede en Overflakkee en van de provincie Friesland de gemeenten Baarderadeel, Bolsward, Franeker, Franekeradeel, Harlingen, .Hemelumer Oldephaert en Noordwolde, Hennaarderadeel, Hindeloopen, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Lemsterland, Menaldumadeel, Eauwerderhem, Sneek, Stavoren, Utingeradeel, Wonseradeel en Workum;

voor het station te Maastricht: de provincie Limburg en het gedeelte van de provincie Noordbrabant, dat gelegen is ten oosten van de spoorlijn Turnhout—Baarle-Nassau—Tilburg —’s Hertogenbosch—Hedel, met inbegrip van de gemeenten waardoor deze spoorlijn loopt, n.l. Baarle-Nassau, Alphen en Riel, Tilburg, Berkel, Udenhout, Helvoirt, Vught, ’s Hertogenbosch en Empel;

voor het station te Goes: het overige gedeêlte van de provincie Noordbrabant, de provincie Zeeland en de eilanden Goedereede en Overflakkee;

voor het rijksproefstation voor zaadcontröle te Wageningen: het geheele rijk.

Bovendien is aan het station te Hoorn een bacteriologische afdeeling verbonden en heeft het de beschikking over een proefzuivelboerderij. Aan het hoofd van elk station staat een directeur. Behalve den directeur zijn werkzaam: scheikundigen, plantkundigen, bacteriologen, vaste en tijdelijke adsistenten, amanuenses, schrijvers en bedienden. De directeuren vormen een college, waarvan door den minister van waterstaat, handel en nijverheid een tot voorzitter, een tot plaatsvervangend voorzitter en een tot secretaris wordt benoemd.

Belanghebbenden moeten zich met de vraag om onderzoekingen mondeling of schriftelijk wenden tot den directeur van het rijkslandbouwproefstation voor den kring binnen welken de plaats ligt, waar zij hun bedrijf uitoefenen. Elk station geeft op aanvrage daaromtrent de gewenschte inlichtingen. Alle onderzoekingen vinden plaats volgens officieele methoden, welke jaarlijks opnieuw door het college van directeuren worden vastgesteld en in de Nederlandsche Staatscourant worden medegedeeld. Deze zijn aan alle stations gratis verkrijgbaar. De analyses worden per stuk betaald volgens een bij ministerieele beschikking vastgesteld tarief. Voor een zeker aantal onderzoekingen van denzelfden aard kunnen belanghebbenden, of ook een vereeniging van belanghebbenden, mits zij landbouwer zijn, verzoeken met een der proefstations een abonnement te sluiten.

De directeur van het betrokken station kan door den minister gemachtigd worden tot het sluiten van zoodanige abonnementen tegen prijzen beneden die, welke voor diezelfde onderzoekingen, als zij afzonderlijk worden gevraagd, betaald worden. In bijzondere gevallen kunnen zoodanige abonnementen ook afgesloten worden met belanghebbenden of met vereenigingen van belanghebbenden, die geen landbouwers zijn. Ten behoeve van afnemers in Nederland kunnen handelaren in krachtvoedermiddelen, zaaizaden, kunst- en handelsmeststoffen en van praeparaten ter bestrijding van plantenziekten zich onder openbare controle der stations stellen. Een aanvrage daartoe is te richten ; tot den voorzitter van het college van directeuren. Het rechtstreeksch toezicht op de I rijkslandbouwproefstations en op het geldelrjk beheer der directeuren is opgedragen aan een commissie van ten minste vijf en ten hoogste elf leden.

< >