nederlandsch letterkundige, geb. te Groningen 1818, studeerde aan de hoogeschool aldaar, aan het seminarium te ’sHeerenberg en werd 1842 op den huize Duinzicht tot priester gewijd. Daarna was hij kapelaan te Zwolle en te Deventer, trad in België (1844) in de orde der Jezuïeten en werd leeraar te Katwijk, Maastricht, Kuilenburg en wederom te Katwijk, waar hij in 1868 overleed.
K. schreef o. a.: Leven en marteldood van den gelukzaligen Joannes de Brito (1854), De moederbede, dramatisch gedicht (1861), Poëtische galmen van Vondel’s lier (1866), Peter en Pauwels. Het treurspel van tondel, benevens de lierzang De Kruisberg, voorzien van eene inleiding, behelzende een studie op des dichters terugtred tot de Moederkerk (in 1869 verschenen).Cornelis Elisa van Koetsveld
nederlandsch letterkundige, geb. te Rotterdam 1807, overl. te ’s Gravenhage 1893, was predikant te Westmaas, Berkel en Rodenrijs, Schoonhoven en ’s Gravenhage (1849), werd vooral vermaard door zijn Schetsen wit de pastorie te Mastland. Ernst en luim uit het leven van den Nederlandschen dorpsleeraar (1843), een werk thans nog in hoog aanzien. Van zijn hand zagen voorts het licht: De gelijkenissen van Jezus (1848), Godsdienstige en zedelijke novellen (1849—53), Fatsoen en armoede (1841), Het menschelijk leven in twee woorden (1854), De portefeuille met platen van grootvader Sprankhof (1856), Fantaisie en waarheid (1868), Ideaal en werkelijkheid (1868), Op de wandeling en bij den haard (1870), Uren van uitspanning (1883).