Gepubliceerd op 19-01-2021

Petrus abaelardus

betekenis & definitie

Fr. Pierre Abeillard of Abélard, Fr. scholasticus en theoloog, geb. 1079 te Pallet of Palais (vandaar Doctor Palatinus bijgenaamd), een dorp bij Nantes.

Hoewel voor den krijgsdienst bestemd, wijdde hij zich geheel aan de wetenschappen; kreeg zijn eerste opleiding van Roscellin, den grondlegger van het nominalisme, en kwam in 1099 te Parijs, waar Guil. de Champeaux, het hoofd eener realistische school, van heinde en verre leerlingen tot zich trok. Ook A. genoot zijn onderwijs; later trad hij als diens tegenstander op wijsgeerig gebied op en toen hij dezen en vele anderen zich hierdoor tot vijand had gemaakt, achtte hij het raadzaam Parijs te verlaten. Te Melun en Corbeil trad hij achtereenvolgens voor een steeds aangroeiend getal leerlingen op. In 1113 keerde hij naar Parijs terug en nam er, bij het vertrek van de Champeaux, de leiding op zich van de school bij de Notre-Dame. De roem, dien hij zich reeds verworven had, klom nu tot den hoogsten trap. Veel jongelingen, die later als mannen groote vermaardheid hebben verkregen, waren er zijn leerlingen (o. a. paus Coelestinus II, Petrus, Lombardus, Berengarius, zijn latere apologeet, en Arnold van Brescia).

A. werd het erkende hoofd der dialectici. In dien tijd woonde te Parijs de schoone 17-jarige Heloïse. Haar oom, de domheer Fulbert, bij wien zij inwoonde, koos A. tot huisonderwijzer zijner nicht. A., ofschoon reeds 38 jaren oud, vatte liefde voor haar op, die door Heloïse beantwoord werd. Toen Fulbert dit bemerkte, trachtte hij de minnenden te scheiden, maar zij vluchtten naar Bretagne, waar Heloïse een zoon ter wereld bracht en zij in het geheim i huwden. In het huis van haren oom terugge! keerd, ontkende zij voor de wereld haar huwe| lijk, om A. den weg tot kerkelijke posten niet te versperren.

Ten slotte gingen beiden in een klooster. Op sterken aandrang hervat te A. te St. Denis zijn voorlezingen, maar de vrijmoedigheid, met welke hij sommige kerkelijke leerstellingen en gevestigde gevoelens bestreed, deed ook hier den haat tegen hem ontbranden. Hij verliet nu het i klooster en bouwde zich te Nogent aan de Seine een kapel, Paracleet genaamd, die eer| lang aanzienlijk uitgebreid en door hem aan i Heloïse en andere religieusen ter woning ge! schonken werd. Hij zelf werd abt van een i klooster in Bretagne. Na acht jaren verliet hij I dit weder.

Ten tweeden male van ketterij beschuldigd, werd hij in 1140 door de kerkvergadering van Sens veroordeeld, Zijn laatste levensdagen bracht hij door in het klooster te Cluny, waar hij in 1112 stierf, nadat de abt van Clnny, Petrus Venerabilis, hem met den paus en ook met zijn vijanden verzoend had. Heloïse, die hem 20 jaren overleefde, verzocht en verkreeg zijn lijk, dat zij in de kapel Paracleet liet begraven, om later aan zijn zijde te rusten. Beider stoffelijk overschot werd in 1808 naar het Museum van Fransche gedenkteekenen te Parijs overgebracht en in 1817 in een afzonderlijk graf op de begraafplaats Père Lachaise aldaar bijgezet.In den strijd tusschen het nominalisme en het realisme nam A. een zelfstandig standpunt in; de ideeën of algemeene begrippen (universalia) hield hij noch met het eerste voor bloote namen of abstracties, noch met het laatste voor het uitsluitend werkelijke, maar een dusdanig begrip omschreef hij als een subjectieve samenvatting, conceptus mentis (vandaar de benaming conceptualisme voor zijn leer). Aangaande de verhouding tusse hen rede en geloof leerde hij, dat alle krachten den mensch geschonken zijn met het oogmerk om te strekken tot zijn heil, derhalve ook de rede, en het geloof moet daarom berusten op een door eigen nadenken verkregen vaste overtuiging, niet op ©enigerlei gezag; een geloof, niet door zelf-denken verworven, is den mensch onwaardig. A. paste intusschen dit inzicht alleen toe op de ethiek (vooral in het geschrift: Scito te ipsum, Ken u zelven), en liet de kerkelijke dogmatiek onaangetast. Hij heeft dan ook, in weerwil van zijn vrijheidlievend rationalisme, de kerk niet verlaten. Zijn hoofdwerken zijn: Sic et non (een verzameling van dogmatisch tegenstrijdige plaatsen uit de kerkvaders, eerste volledige uitgave van Henke en Lindenkohl, Marburg 1851), De unitate et trinitate divina (laatstelijk uitgeg. door Stölzle, Freib. i, Br. 1891), Introductio in theologiam, Scito te ipsum (zie boven), Historia calamitatum (een auto-biographie, uitgeg. door Orelli, Zurich 1848); Cousin gaf de Œuvres inédits d'Abélard in het licht, voorzien van een biographie en een karakteristiek (Parijs 1886), alsmede de complete werken van A., met inbegrip van diens brieven (2 dln., Parijs 1849 —59). Literatuur: Carrière, A. und Heloïse Ihre Briefe und Leidensgeschichte (2de dr., Giessen 1853), Rémusat, Abélard (2 dln.

Par. 1845), Wilkens, Beter A., eine Studie zur Kirchengeschichte des Mittelalters (Brem. 1855), Deutsch, Beter A., ein kritischer Theolog (Leipz. 1883), Hausrath, Beter A. Ein Lebensbild (ald. 1893), Compayre, Abelard and the origin and early history of universities (Lond. 1893); over A.’s beteekenis als theoloog en philosoof hebben geschreven: Goldhorn, Comment, histtheol. de summis principiis theologiae Abaelardeae (Leipz. 1838), Bornemann, Anselmus et Abaelardus (Kopenh. 1840), Bonnier, Abélard et St. Bernard (Par. 1862), Hayd, A. und seine Lehre (Regensb. 1863).

< >