Gepubliceerd op 14-03-2021

Paul verlaine

betekenis & definitie

fr. dichter, geb. 1844 te Metz, bezocht te Parijs de polytechn. school, kwam in de kringen der parnassïens (zie bij Frankrijk, letterkunde) en wijdde zich daarop geheel aan de dichtkunst; van 1871 af leidde hij een zwervend leven, afgewisseld door kort- I stondig verblijf in gevangenissen, werkinrichtingen en ziekenhuizen; hij overl. in Jan. 1896 te Parijs. V. is de hoofdvertegenwoordiger van de dichterschool der décadenten.

Zijn eerste gedichten zijn in den trant der parnassiens: Poèmes saturniens (1866), Fêtes galantes (1869), La bonne chanson (1870), Romances sans perdus (1874); verder verschenen: Sagesse (1881), Les poètes maudits (1884), Jadis et naguère (1885), novellen in proza: Louise Leclercq enz.; voorts: Chansons pour elle (1891), Bonheur (1891), Mes hôpitaux (1891), Mes prisons (1893), Epigrammes (1894), Confessions (1895), Invectives (1896), Chair. Dernières poésies (1896), Œuvres complètes 1899 in 3 dln. Zilcken gaf zijn Correspondance et documents inédits in het licht (1897). Over Y. hebben geschreven Cazal (Parijs 1896), Koucke (Brussel 1896), Donos (Parijs 1898); Fleischmann richtte in 1902 te Parijs een ,,Revue Verlainienne” op.

< >