Gepubliceerd op 14-03-2021

Ziekenhuizen

betekenis & definitie

gasthuizen, hospitalen, lazaretten. Huizen ter opname en verpleging van zieken.

Ontstonden hoofdzakelijk na de invoering van het Christendom en werden door de christelijke naastenliefde in stand gehouden. Uit de oudere geschiedenis blijkt niet dat er toen reeds ziekenhuizen bestonden; wel blijkt uit de geschiedenis der tempels van Aescuaap van een beoefening der geneeskunde, hoofdzakelijk door de priesters. Het zoogenaamd Xenodochium, dat veelal wordt genoemd, was geen ziekenhuis volgens onze tegenwoordige opvatting.In de oorlogen der Grieken en Romeinen werden de gewonde soldaten in hunne tenten, niet in afzonderlijke gebouwen, verpleegd.

Gedurende de 8ste en 9de eeuw vindt men de -stichting van ziekenhuizen of hospitalen meestal in de nabijheid der kerken vermeld. Het oudste is vermoedelijk wel het ,,HôtelDieu” te Parijs, dat in de 7de eeuw schijnt gesticht te zijn. Tijdens en na de kruistochten werden reeds vele leprozenhuizen gesticht om de melaatschen, gedurende die oorlogen besmet, op te nemen. Nog tot in onzen tijd vindt men de herinneringen aan deze leprozenhuizen ook in ons land, bijv. in de stad Utrecht, terug.

Vele geestelijke orden tijdens de kruistochten, gesticht voor de beoefening der ziekenverpleging, hadden ook eigen ziekenhuizen.

Langzamerhand verloren de ziekenhuizen in den nieuweren tijd het karakter van liefdadige instellingen en werden de zieken niet meer uitsluitend door geestelijke orden verpleegd, maar zorgde de gemeenschap voor het verplegen zijner zieke medeleden. In Engeland bestaan evenwel nog vele grootsche ziekenhuizen uitsluitend van vrijwillige giften.

De ziekenhuizen der middeleeuwen, overladen met lijders, als het ware pakhuizen voor zieken, zijn niet te vergelijken met onze moderne gebouwen,, al waren er enkele prachtige stichtingen aan te wijzen, zoo bijv. dat te St. Gallen uit de 9de eeuw. Van sommige ziekenhuizen leest men dat er soms 4 en meer volwassenen in één bed werden gelegd. Geen wonder dat de sterfte dan buitengewoon was en er zoogenaamde hospitaalziekten vooral onder de geopereerden ontstonden.

Onder de oudere goede ziekenhuizen telt ook mede het St. Bartholomeus Hospital te Londen uit de 16de eeuw.

Iedere stad van eenige beteekenis heeft thans haar eigen voor dit doel gebouwde ziekenhuis. Wel bestaan er nog talrijke kleine ziekenhuizen of verplegingen, uitgaande van kerkelijke genootschappen, ingericht in daartoe meer of minder geschikte gewone woonhuizen. De eischen der hygiène, der gezondheidsleer, zijn voor den bouw der ziekenhuizen langzamerhand steeds hooger geworden: voor alles eischt men dat over licht, lucht en water in ruime mate moet kunnen worden beschikt. Daarom ligt een ziekenhuis het beste buiten de kom der gemeente, rustig, verre van het gedruisch en den rook den stad, met eigen dienst voor ziekentransport, terwijl er lokalen in de stad moeten zijn voor de eerste hulp en verpleging. Finantieele bezwaren maken de uitvoering van een dergelijk ideaal plan meestal onmogelijk.

De nieuwere ziekenhuizen zijn gebouwd of wel naar het corridor-, öf naar het paviljoensysteem. Het verschil tusschen beiden bestaat hierin, dat bij het corridor-, het gangsysteem, gestreefd wordt naar centralisatie, d. w. z. in één groot gebouw wordt ondergebracht èn ziekenverpleging èn huishoudelijke dienst in zijn geheelen omvang; terwijl het paviijoensysteem decentraliseert en geheel op zich zelf staande zalen of gebouwen neemt, uitsluitend ingericht voor de zieken, terwijl de huishouding van dit groote gezin, als keuken, wasscherij, linnenkamer enz., geheel afzonderlijk wordt gehouden.

De hoofdgangen in het corridorsysteem, waarop dus alle ziekenzalen en de bijvertrekken, als linnenkamer, keukens enz. uitkomen, loopen in verschillende wijzen, bijv. veelal in een -f- of H-vorm. Een voorbeeld van dit laatste is het in 1870 gebouwde stedelijk ziekenhuis te Utrecht en het thans verlaten stedelijk ziekenhuis te Groningen. De ziekenzalen ontvangen bij dit systeem hun licht meestal slechts van de korte zijden en er wordt dus niet aan den eisch voldaan dat het licht zooveel mogelijk moet kunnen toetreden; en hoewel bij dit systeem de bediening gemakkelijk is, heeft het dit groote nadeel dat de lucht verontreinigd wordt door keuken-, wasscherijdampen enz.

Voor kleinere ziekenhuizen met afzonderlijke kamers voor wat men noemt klasse-patiënten is het corridorsysteem, min of meer gewijzigd, nog wel op zijn plaats, daar anders de bediening bijna niet mogelijk is; men stelt daarvoor wel eens als grens het getal van 100 bedden.

Voor de grootere algemeene ziekenhuizen volgt men nagenoeg overal het paviljoensysteem, dat huishouding en ziekenverpleging van elkander scheidt. Men noemt de gebouwen voor de zieken paviljoens als zij 2 of meer verdiepingen hebben, en men spreekt van een barak als zij slechts uit eene verdieping bestaan. Barakken, vaste of verplaatsbare, worden meestal gebruikt voor de verpleging van besmettelijke zieken.

In de grootere ziekenhuizen liggen mannenen vrouwenafdeeling afzonderlijk en verpleegt men inwendige, chirurgische, kinderziekten enz. zooveel mogelijk op afzonderlijke afdeelingen. De barakken voor besmettelijke ziekten staan geheel geïsoleerd. Een paviljoen bijv. van het nieuwe Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam bestaat uit 2 verdiepingen, ieder van 2 zalen voor ruim 20 zieken; bij iedere ziekenzaal is een overdekte verandah en een dagverblijf. De zalen zijn van elkander gescheiden door een groote theekeuken, waar enkele spijzen worden opgewarmd op warmplaten, de thee gezet en het servies gewasschen wordt. Verder vindt men in ieder paviljoen isoleerkamers voor enkele zieken, een klein laboratorium, badkamer met douches en closetinrichting. Dezelfde verdeeling vindt men ongeveer in de grootere uit 3 verdiepingen bestaande paviljoens van het Wilhelmina-Gasthuis te Amsterdam.

De dagverblijven en verandah’s bij de ziekenzalen hebben het voordeel dat de herstellenden in frissche verblijven komen, waardoor ook de lucht in het eigenlijke ziekenverblijf weer minder verontreinigd wordt. Het ideaal van een paviljoensysteem zou zijn dat iedere ziekenzaal een op zich zelf staand gebouw vormt. Hiervoor ijvert zeer prof. Currshmann, die dit idee behalve in het reusachtige ziekenhuis te Hamburg-Eppendorf, ook te Leipzig bij het St. Jacobs-ziekenhuis gedeeltelijk ten uitvoer heeft gebracht. Deze zoogenaamde „zaalbouw” is bij ons slechts voor de barakken der besmettelijke ziekten in gebruik.

Meer dan 2 verdiepingen is voor een paviljoen niet gewenscht, vooral als de verdiepingen niet luchtdicht gescheiden zijn. Waar om de grootere kosten voor terreinen toch meerdere verdiepingen gebruikt worden, zorgt men dat door gladde steenen gewelven zoo min mogelijk verbruikte lucht van de benedenzalen naar boven kan stijgen.

De muren der ziekenzalen en kamers worden meestal glad geschilderd om ze vochtig te kunnen afnemen, en hoeken en gaten worden zooveel mogelijk bij het opbouwen vermeden, om te voorkomen dat stof en door de zieken verspreide smetstoffen bij het reinigen verstuiven of zich in de hoeken der zalen verzamelen. Vooral geldt dit voor de operatiekamers, waar geen stof zich moet kunnen afzetten.

Steenen vloeren of vloeren van asphalt en granito of combinaties daarvan zouden op de ziekenzalen zeer gewenscht zijn, daar men deze — zooals in de operatiekamers geschiedt — gemakkelijk zou kunnen afnemen. Om de grootere kosten en moeilijke verwarming past men deze vloeren op de zalen in ons land weinig toe. Men vindt ze o. a. in Hamburg-Eppendorf, in sommige zalen van het St. Jacobs-gasthuis te Leipzig, en in ons land in enkele barakken voor besmettelijke ziekten.

Zeer veel worden gebruikt de gecireerde parketvloer en geoliede houten vloeren, die ook vochtig kunnen worden afgenomen.

Van groot belang is de afmeting der ziekenzaal in verband met het aantal patiënten. Men eischt voor het moderne ziekenhuis ongeveer 45 a 60 c.M.3 lucht per bed, terwijl daarbij een behoorlijke natuurlijke of kunstmatige ventilatie moet kunnen worden toegepast. De bedden zijn ongeveer 2 Meter lang en staan 1 Meter van elkaar af. Men maakt ze meestal van gaspijpen en voorziet ze van spiraaldraadmatrassen, waarop een matras van paardehaar. Al het verdere meubilair moet in de eerste plaats voldoen aan den eisch dat het zoo gemakkelijk mogelijk is te reinigen.

Een goede ventilatie is een belangrijke zaak voor een ziekenhuis. Behalve de natuurlijke ventilatie door deuren en vensters, die in een paviljoengebouw met zijn talrijke vensters en tuimelramen uit den aard der zaak veel ruimer en beter is, dan in het corridor- of kazernegebouw, wordt meestal nog kunstmatige ventilatie door afzonderlijke kanalen toegepast. In het stedelijke Rotterdamscbe ziekenhuis heeft men het propulsiesysteem, waarbij de frissche lucht na reiniging door een waterfilter op de zalen wordt geperst, op grootsche schaal toegepast. In het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam heeft men op de ventilatiekanalen door electromotoren gedreven ventilators aangebracht, die de verbruikte lucht wegzuigen naar buiten, terwijl de versche lucht behalve door deuren en vensters kan toestroomen door filters van kopergaas, die voor de verwarmingslichamen zijn geplaatst. Deze ventilators kunnen bij volle kracht 3000 c.M.3 lucht per uur en per zaal verplaatsen.

Over de kunstmatige ventilatie voor ziekenhuizen bestaat nog geen eenstemmig oordeel; goed geleide natuurlijke ventilatie door tuimelramen enz, met zijdelingsche tochtafsluiters voldoet dikwijls nog het best.

Daar op de ziekenzalen de zieken meestal te bed liggen, wordt de lucht er meer verbruikt dan op een gewone slaapkamer, vandaar dat alles wat de lucht verontreinigt zooveel mogelijk vermeden moet worden. Ieder mensch in rust produceert per uur ongeveer 20 Liter Co2, ongerekend de andere gassen en geuren. Vandaar dat men in de nieuwere ziekenhuizen de gasverlichting en de kachel door het electrisch licht en de centrale verwarming heeft vervangen; want een flinke gasvlam — al zijn er vele verbeteringen aangebracht — geeft per uur ongeveer 100 Liter Co2 of evenveel als 5 menschen, terwijl de kachel en zelfs de goede vulkachel nog veel stof en rook kan veroorzaken. Het electrisch licht verontreinigt de atmospheer niet, terwijl de centrale verwarming maakt dat op de ziekenzalen zonder porren of het lastige aanmaken der kachels, steeds warmte is te verkrijgen. Voor ziekenhuizen met centrale verwarming wordt uit de verschillende stelsels meestal aangewend een lage druk (0.4 atmospheer) stoomverwarming, waarmede absoluut geen gevaar verbonden is. De radiatoren of verwarmingslichamen neemt men zooveel mogelijk glad, om stofophooping te voorkomen. In sommige ziekenhuizen, waar steenen vloeren gebruikt worden, heeft men de verwarming wel onder de vloeren aangebracht.

Bijzondere zorg eischt ook de afvoer van het vuil. Waterclosets zijn vanzelf in gebruik, maar voor de ontsmetting of zuivering van het badwater en de faecaliën der besmette lijders gebruikt men hier en daar een septictanc, zoogenaamd rottingsbed, die reeds op groote schaal biji ’t ziekenhuis te Groningen en ’t sanatorium Oranje-Nassau-oord zijn aangelegd. Bij het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis heeft men een gewijzigd systeem op kleinere schaal toegepast.

De verdere inrichtingen biji een groot ziekenhuis, als apotheek, wasscherij, ontsmettingsoven, ketels voor stoomontwikkeling en voor verwarming, de electrische centrale, zijn als overal elders gebouwd. De groote inrichtingen in het buitenland hebben daarbij1 geheele inrichtingen voor physiscihe therapie, medicinale baden enz., die bij' ons te lande slechts op kleinere schaal mede aanwezig zijn.

De kosten van bouw van een ziekenhuis hangen af van den prijs van den grond en het al of niet monumentale der hoofden der bijgebouwen, en van de meubileering. Zij schommelen van 2 tot 10 mille en meer per bed.

< >