oriëntalist en russisch schrijver, in 1800 bij Wilna geb., bereisde 1819—21 Turkije, Klein-Azië, Syrië, Egypte en Nubië, 1822—47 hoogl. in de oostersche talen te Petersburg. Zijn letterkundige werkzaamheid begon hij met de Collectanea (2 dln., Warsch. 1824—25), waarop o. a. het Supplément d Vhistoire des Huns, des Turks et des Mongols (Petersb. 1824) volgde.
Onder den schuilnaam baron Brambaeus gaf hij Phantastische reizen (2de uitg., 3 dln., Petersburg 1840) uit, die veel bijval vonden. Ook redigeerde hij' sedert 1838 het Buss. encyeloped. Lexicon en sinds 1834 de door den boekhandelaar Smirdin uitgegeven leesbibliotheek, waarin ook sommige van zijn romans verschenen. In 1856 werd hij medewerker aan het tijdschrift „De zoon des vaderlands”, waarin hij vele misbruiken en verkeerdheden, die in Rusland bestonden, met het wapen van den spot bestreed. Hij overl. in 1858 te Petersburg. Een uitgave zijner gezamenlijke werken verscheen in 9 dln. (Petersb. 1859).