bij de metaalwerkers een zwarte stof, die uit zilver, koper, lood, zwavel met toevoeging van borax samengesmolten, vervolgens aan stukken geslagen en tot een fijn poeder gestampt werd. Deze stof diende om gegraveerde teekeningen van allerlei aard, op metalen platen en andere voorwerpen aangebracht, duidelijk zichtbaar te maken.
De fijne stof werd in de graveering gestrooid en door verwarming van het voorwerp tot smelting gebracht, waardoor zij zich in het gegraveerde vasthechtte, waarna de overtollige stof weggeslepen en alles gepolijst werd. Door deze handelwijze komt de dan donkere teekening op het glanzende metaal duidelijk voor. Deze bewerking, die de Ouden reeds schijnen gekend te -hebben, noemde men niëlleeren, en de aldus bewerkte voorwerpen niëllo’s.