C10 H8, een koolwaterstof die het hoofdbestanddeel is der steenkoolteerolie en zich in groote hoeveelheid vormt wanneer men dampen van benzol en dergelijke stoffen door roodgloeiende buizen leidt; ook verbindingen, die betrekkelijk arm aan koolstof zijn, zooals alcohol en azijnzuur, geven onder die omstandigheden een weinig naphthaline. N. vormt groote witte kristallen, die bij 79,2° smelten, en bij 218° koken; bij een betrekkelijk lage temperatuur gaat zij echter reeds in damp over.
Door inwerking van geconcentreerd salpeterzuur ontstaan uit N. nitrosubstituten en het tweebasige phtalzuur, Cg Eg O4, dat door destillatie met kalk in benzol en koolstofdioxyde ontleed wordt. Uit N. bereidt men tegenwoordig fraaie kleurstoffen (N.-geel, N.-rood).