of Wijngeest. (Lat. : Spiritus vini ; fiv: Alcool, esprit de vin; dtsch.: Alkohol; eng.: ardent spirit, alkohol; ital.: spirito di vino ; Spaansch : espiritu de vino ; portug. esperito de vinho; zweedsch: Yinspiritus; deensch : viingeist ; russisch wodka). Een kleurlooze, zeer bewegelijke vloeistof, soortelijk gewicht 0.792, kookt bij een temperatuur van 63,3° C. en brandt met een lichtblauwe, niet roetende vlam.
A. neemt gretig water in zich op ; daarop berust het gebruik ervan bij het conserveeren van voedingsmiddelen en van anatomische preparaten. Hij kan in alle verhoudingen met water vermengd worden; daarbij neemt men vermindering van volume (vermeerdering van het soortelijk gewicht) en warmteontwikkeling waar. De alcohol is een oplossingsmiddel voor harsen en etherische oliën; deze oplossingen worden gedeeltelijk als reukwater gebruikt (zooals het eau-decologne), gedeeltelijk zijn het likeuren en brandewijnsoorten, gedeeltelijk stoffen, die ter verlichting dienen (gelijk het geval is met de oplossing van terpentijnolie in alcohol, die camphine wordt genoemd). Het koolzuurgas wordt gemakkelijker opgelost door alcohol dan door water; dit feit is voor de fabricatie van mousseerende wijnen van belang. Door de werking van sommige oxydeerende stoffen verandert de alcohol eerst in aldehyde (zie aldaar) en daarna in azijnzuur; op dit feit is de snelazijnbereiding gegrond. Door de werking van de meeste sterke zuren, of door de gelijktijdige werking van een zwak en een sterk zuur, b. v. azijnzuur en zwavelzuur, geeft de alcohol aanleiding tot de vorming van samengestelde ethers.
Wanneer sterke zuren in bepaalde omstandigheden met den alcohol in aanraking worden gelaten, heeft er een dieper ingrijpende verandering plaats en ontstaat de gewone ether. De alcohol is het bedwelmend bestanddeel van alle geestrijke vloeistoffen. Zijn scheikundige formule is C4H60.2. Hij wordt altijd door alcoholische gisting verkregen en gisting is het eerste verschijnsel van het proces der ontbinding en kan derhalve eerst intreden wanneer alle levenskiemen verstorven zijn. Liebig zegt hiervan: „Het is in strijd met alles wat een onpartijdig onderzoek aan ’t licht heeft gebracht, om te beweren dat in het dierlijk of plantaardig leven de oorzaak of aanleiding tot gisting wordt gevonden. De meening dat dit leven in eenig opzicht deel neemt aan zulk een ziekteproces moet verworpen worden als eene onderstelling, waaraan alle grond ontbreekt.
De ontleding heeft aangetoond dat in alle fungi (sponsachtige gewassen) suiker aanwezig is, en deze wordt eerst dan omgezet in alcohol en koolzuur, als het leven is geweken. Van af het oogenblik, dat de dood begint te heerschen, ontstaat er eene verandering in de kleur en in de bestanddeelen, dan begint de wijnachtige gisting. Deze werking is juist het tegenovergestelde van het levensproces. Gisti?ig, bederf, verwoesting zijn de opeenvolgende toestanden der ontbinding en het slot of eindgevolg is dat de grondstoffen der organische lichamen herleid worden tot het bestaan, dat zij hadden, voor zij werden opgenomen in het proces des levens. Langs dezen weg wordt dus eene verzameling van organische atomen der hoogste soort herleid tot verbindingen eener lagere orde, namelijk tot die verbindingen der grondstoffen, waarvan zij afstammen.” De fabricatie kan in de drie volgende hoofdbewerkingen gesplitst worden:1°. de bereiding van de suikerhoudende vloeistof,
2°. de gisting van deze vloeistof,
3°. de afscheiding van den alcohol door distillatie.
Alle grondstoffen, die voor de wijngeestbereiding worden gebruikt, bevatten öf alcohol, óf glucose, of eindelijk stoffen, die door de werking van diastase of van verdunde zuren in glucose kunnen worden omgezet; dergelijke stoffen zijn: de rietsuiker, de stijfsel, de inuline, de lichenine, de pectineachtige verbindingen en de celstof. De grondstoffen der alcoholbereiding kunnen in de drie volgende hoofdgroepen worden gerangschikt:
1°. Vloeistoffen, die de alcoholische gisting reeds ondergaan hebben, en derhalve reeds alcohol bevatten, die door distillatie daaruit afgescheiden kan worden. De wijn, het bier en de cider (appelwijn) behooren tot deze groep.
2°. Vaste of vloeibare stoffen, die suiker — hetzij rietsuiker, óf glucose (chylariose), óf melksuiker — bevatten. Tot deze afdeeling behooren de beetwortels, de gele wortels, het suikerriet, de maisstengels, het Chinéesch suikerriet (Sorghum saccharatum), het kweek of kweekgras (Triticum of Agropgrum repens), steenvruchten en pitvruchten (hoofdzakelijk kwetsen, kersen en vijgen), besvruchten (druiven, lijsterbessen, jeneverbessen), meloenen en pompoenen, cactus-vruchten, de meekrapwortel, de melasse van de fabrieken van rietsuiker en beetwortelsuiker, de draf, die bij de wijnbereiding, de borstel, die bij de bierbrouwerij als bijprodukt verkregen wordt, de honig en de melk.
3°. Alle stoffen, die noch alcohol, noch suiker bevatten, maar welker bestanddeelen in suiker (en wel in glucose) omgezet kunnen worden. De belangrijkste bestanddeelen van het plantaardige lichaam, die deze verandering kunnen ondergaan zijn: stijfsel, inuline, lichene, pectine-lichamen en cellulose. Een voldoende hoeveelheid van die verbindingen, bevatten: Aardappels, topinambours (Helianthus tube- rosus), rogge, tarwe, gerst, haver, maïs, rijst, boekweit, gierst, sorgho-korrels (van Sorghum vulgare), erwten, linzen, boonen, wikken, lupinen, kastanjes, paardenkastanjes, eikels enz. Voor de werking van alcoholische dranken op het organisme van den mensch, zie Sterke dranken. Behalve bij de vele takken van industrie, bij de geneeskunde enz., vindt de A. sinds eenige jaren ook toepassing in de Verbandleer. Reeds in 1894 deelde Salzwmdel mede, dat verbanden met alcohol, wanneer zij de verdamping van het middel regelen en een langere inwerking zonder schade voor de huid mogelijk maken, een eigenaardigen genezenden invloed op phlegmonen en dergelijke ontstekingen uitoefenen. Terwijl lichte ontstekingen wel teruggaan volgt bij zware vor^ men een snelle vorming van abcessen, waaiH voor slechts een kleine incisie noodig is om ze tot genezing te brengen. Het verband moet evenwel voldoende groot en lege artis aangelegd zijn. Het bestaat, afgezien van het directe wondverband, uit drie lagen: een achtvoudige laag vetvrij hydrophilegaas, gedrenkt met alcohol van 96 %; hierover een 2—3 cM. dikke, losse laag droge wondwatten en ten slotte bedekt met een geperforeerde, impermeabele stof. Het geheel wordt met een hydrophilegaas- of cambricwindsel bevestigd. De verbanden blijven gewoonlijk 24 uur liggen; zoo noodig kan men na 12 uur met een glazen buisje alcohol bij het verband ingieten. Het verband moet groot zijn; het moet minstens tot boven de regionaire lympheklieren reiken en het lid steeds circulair omsluiten. Bij een panaritium moet het benedenste vierde gedeelte van den benedenarm mede worden ingewikkeld. De te bedekken huid moet te voren met aether worden gereinigd. De pijn door het alcoholverband op de wonde veroorzaakt is minimaal en verdwijnt spoedig. Salzwedel gelooft, dat de alcohol in gas- of dampvorm door de epidermis dringt, waarna de oppervlakkige weefsellagen zich er mede verzadigen, en het verder * in de diepte afgeven. In overeenstemming hiermede zag hij van door en door natte verbanden een zwakkere werking dan van minder vochtige. De alcohol oefent onder de huid een antiseptische en antibyretische werking uit, waarschijnlijk eerst na splitsing in lagere verbindingen fo. a. formaldehyde), veroorzaakt- door de active zuurstof, die de weefselsappen bevatten. Het spiritus-verband kan bij alle acute ontstekingsprocessen van de huid en van het onderhuidsche bindweefsel worden, aangewend. Ook bij gonorrhoïsche gewrichtsontsteking werden gunstige resultaten verkregen.