Myriapoda, duizendpooten, een soortenarme groep van gelede dieren, die in inwendige bewerktuiging met de insecten overeenstemmen, doch in andere opzichten grootelijks daarvan verschillen en in uitwendige gedaante meer de ringwormen naderen. In sommige stelsels kent men de groep der M. den rang eener klasse toe, in andere wordt zij als een onderklasse bij de klasse der insecten ingedeeld.
Met de insecten hebben de M. gemeen: het ademhalingsstelsel, dat uit tracheeën bestaat; verder het ruggevat, dat alleen een grooter getal van kamers bevat; de inrichting der organen van het spijsverteringsstelsel; de aanwezigheid van speekselklieren; voorts het maaksel der voorttelingsorganen. Uitwendig vertoonen de M. in zooverre overeenkomst met de insecten, dat zij een duidelijk afgesnoerden kop en een enkel paar sprieten hebben; het meest in het oog vallend verschil is, dat, met uitzondering van den kop, het geheele doorgaans zeer lange lichaam uit nagenoeg gelijke segmenten bestaat, zonder scherpe scheiding van borststuk en achterlijf. Dit laatste is van pooten voorzien; het aantal daarvan wisselt van 9 tot meer dan 100 paren. Een ander punt van verschil met de echte insecten is, dat het aantal lichaamssegmenten bij elke vervelling toeneemt en bij' verscheidene soorten onbepaald kan worden genoemd, terwijl het lichaam der zespootige insecten steeds uit een bepaald getal segmenten bestaat. De M. hebben, met weinige uitzonderingen, monddeelen die hen in staat stellen te bijten. De pooten der M., welke aan elk segment hetzij als een enkelvoudig of als een dubbel paar zijn ingeplant, bereiken doorgaans slechts een geringe grootte.
Zij bestaan in het algemeen uit zes tot zeven leden, waarvan het laatste een enkelvoudig klauwtje draagt. Alle M. leggen eieren; de uit het ei komende jonge dieren gelijken op de oude, alleen met uitzondering van het getal der lichaamssegmenten en dat der pooten, alsmede van het getal der leedjes aan de sprieten en van dat der enkelvoudige oogjes. Een jeugdige, pas het ei verlaten hebbende myriapode heeft niet meer dan drie pootenparen, maar daarop volgen nog eenige pootlooze segmenten. Bij de vervolgens plaats grijpende vervellingen vermenigvuldigen de reeds aanwezige segmenten zich door verdeeling, en zoo wordt hun aantal allengs grooter en het lichaam langer. Tevens neemt daarbij het getal der leedjes in de sprieten en dat der enkelvoudige oogjes toe. De M. zijn lichtschuwe dieren, die zich bij voorkeur op duistere plaatsen, in den bodem, onder steenen, boomschors enz. ophouden.
Sommigen zijn roofdieren, die zich met de lichamen van andere kleine dieren voeden; anderen ontleenen hun voedsel aan het plantenrijk. Het thans bekende soortental kan op omstreeks 600 worden geschat, waarvan de meeste en bepaaldelijk de grootste soorten in de tropische gewesten thuis behooren. De klasse of onderklasse der M. wordt in den regel in twee orden gesplitst.I. Chilopoda, M. met een plat lichaam en platten kop, pooten langs de randen des lichaams, terwijl de beide voorste paren de functie van hulpkaken vervullen; de geslachtsopening is aan het einde van het lichaam geplaatst; familiën: Cermatiidae (zie ald.) en Scolopendridae, welke laatste familie vertegenwoordigers heeft in ongeveer alle luchtstreken; de gewoonlijk parelsnoervormige en uit 16—20 leedjes bestaande sprieten zijn bij de daartoe behoorende soorten veel korter dan het lichaam; enkele soorten verspreiden in het donker licht (o. a. de ook hier te lande voorkomende Geophilus electricus, geslachten: Scolopendra, Eucorybus, Lithobius, Cryptops, Geophilus, enz.).
II. Chilognata, M. me.t een rolrond of halfrolrond lichaam en aan de buikvlakte, ter weerszijden van de lichaamsmiddellijn ingeplante pooten; familiën: Julodea (lichaam rolrond, lang en met een grooten, scherp afgesnoerden kop; overigens dikwijls zeer groote dieren, tot 20 centim.; geslachten: Julus, Polyxenus, Polyd esmus, Spirostreptus, Spirobolus); Siphonizantia (lichaam halfrolrond, met kleinen, onder de volgende segmenten als verscholen kop, onderling tot een soort van zuigbuis vergroeide monddeelen; geslachten: Polyzonium, Siphonophora); Glomerina (lichaam halfrolrond, kort en dik, bestaande uit 12 of 13 segmenten, waarvan het laatste en grootste schildvormig is; geslachten: Glomeris, Sphaerotherium). Zie ook de artikelen Chilopoda en Chilognatha.