beoefenaar der hebr. letterkunde en van de wiskunde, geb. 1785 te Naarden, was eerst onderwijzer aan de israël. armenschool en later in de wiskunde aan de lat. school te Amsterdam, schreef een korte Hebr. Spraakkunst (Amst. 1827) en met S.
J. Mulder een Hebr.-Nederd. Woordenboek (Amst. 1831), terwijl hij ook als hebr. dichter een goeden naam had. Behalve eenige kleinere wiskundige geschriften, gaf hij nog een Handleiding tot het teekenen van land-, zee- en hemelkaarten (Amst. 1826). L. overl. in 1832.