Gepubliceerd op 17-02-2021

Moritz haupt

betekenis & definitie

duitsch germanist en klassisch philoloog, geb. 27 Juli 1808 te Zittau, studeerde te Leipzig, habiliteerde zich aldaar in 1837, werd in 1841 buitengewoon en in 1843 gewoon hoogleeraar, zag zich in 1850 wegens deelname aan de bewegingen van 1848 en 1849 uit zijn ambt ontzet, werd in 1853 hoogleeraar in de klassieke literatuur te Berlijn, en overl. hier 5 Febr. 1874. Hij gaf tal van 'klassieke werken in het licht (Ovidius, Grattius, Cattulus, Propertius, middenhoogduitsche dichters).

< >