markgraafschap van de oostenr.hong. mon., begrensd ten w. en ten n.w. door Bohemen, ten n. door pruis. en oostenr. Silezië, ten o. door Hongarije en !ten z. door Hongarije en Neder-Oostenrijk.
M. bestaat uit een hoog plateau dat naar liet z. afhelt en bijna geheel door bergen wordt ingesloten, en behoort grootendeels tot Jt stroomgebied van den Donau, naar welke rivier de meeste wateren van het land gevoerd worden door de March; in het o. ontspringt de Oder en eenige van haar zijrivieren. De grond is vruchtbaar, het klimaat zeer zacht. De landbouw levert veel koren en vlas en bijzonder veel vruchten. De veeteelt staat op hoogen trap van bloei. Uit het mineralenrijk vindt men er steenkool, ijzer, eenig koper en lood; de goud- en zilvermijnen werden meest in de 15de en 16de eeuw verlaten.De fabrieken leveren zeer veel wollen, katoenen en linnen stoffen; ook zijde, papier, leder en suiker. Belangrijk is vooral de ijzerfabricatie. In den laatsten tijd is Moravië sterk vooruitgegaan; in sommige streken zijn er arbeiders te weinig. De handel is levendig en wordt bevorderd door goede wegen en een tamelijk uitgebreid spoorwegnet. De bevolking in meest slawonisch; een vierde gedeelte wordt gerekend van duitsche afkomst te zijn. De Slawen, Czechen of Moraviërs, bezitten de vruchtbaarste streken; de Dui-tschers hebben zich vooral gevestigd langs Nr.Oostenrijk en Silezië en bij Zwittau en Iglau.
M. heeft een menigte goede inrichtingen van onderwijs. De hoofdstad is Brunn. In de 9de eeuw was M. het centrum van een machtig slawonisch koninkrijk, waartoe ook Bohemen, Silezië en een gedeelte van Duitschland en Hongarije behoorden. In 908 werd deze machtige staat verdeeld onder de Duitschers, Polen en Hongaren. In 1526 kwam M. met Bohemen onder de heerschappij van Oostenrijk. In 1805 werden hier verscheidene veldslagen tusschen de Franschen en de oostenrijk-russische legers geleverd. 2.435.000 inw.
