boheemsche broeders, naam van een godsdienstig genootschap, dat omtrent de helft der 15de eeuw in Bohemen ontstond uit het overschot der Taborieten of strenge Hussieten, nadat hun door koning Georg Podiebrad een stuk land aan de Silezisch-moravische grenzen aangewezen was. Hier richtten zij in 1457 onder de leiding van een predikant, Michael Bradacz een ,,vereeniging van broeders” op.
Later werden zij bij herhaling vervolgd, doch in weerwil hiervan nam hun aantal toe, zoodat zij in het begin der 16de eeuw in Bohemen, Moravië en Polen bijna 200 kerken en bedehuizen hadden. Zij onderscheidden zich van de duitsche hervormden door hun leer der geestelijke tegenwoordigheid van Christus in het avondmaal en vooral door de inrichting hunner gemeenten en der kerkelijke tucht, in welke zij de oudste apost. gemeenten zochten na te volgen. Toen zij, als den krijgsdienst ongeoorloofd achtende, weigerden deel te nemen aan den smalkaldischen oorlog, ontnam hun koning Ferdinand hun kerken. Dientengevolge week een duizendtal hunner in 1548 uit naar Polen en Pruisen. Zie voorts Herrnhutters.