Gepubliceerd op 23-02-2021

Menander

betekenis & definitie

1) (gr. Menandros) de voornaamste dichter der nieuwe attische comedie, geb. 342 v.

Chr. te Athene, overl. 230, leidde in het welbehagelijk genot zijner rijkdommen en in den omgang met mannen als Epieurus, den vriend zijner jeugd, en Theophrastus in zijn vaderstad een enkel aan de kunst gewijd leven. Op het toppunt van zijn letterkundigen roem gekomen, verdronk hij bij het baden. Gevormd door zijn oom Alexis, behaalde hij reeds in 321 zijn eerste dramatische overwinning. Met het grootste gemak werkend, dichtte hij meer dan 100 stukken, doch won slechts achtmaal den prijs tegen zijn meer gewilden mededinger Philemon. Des te grooter bewondering vond hij bij het nageslacht; van al zijn stukken is er geen enkel in het origineel bewaard gebleven, doch behalve een groot aantal fragmenten (in dl. 3 der Comicorum graecomm fragmenta van Koek, Leiipz. 1888) bezitten wij latijnsche navolgingen van verschillende zijner stukken van Plautus (Bacchides, Stichus, Poenulus) en Ter entius (Andria, Eunuchus, Heautontimorumenos, Adelphi). In het Vaticaan bevindt zich een voortreflijk antiek standbeeld van M.2) (gr. Menandros) grieksch rhetor uit de tweede helft der 3de eeuw na Chr., uit Laodicea, volgens de overlevering vervaardiger van een tweetal voor de sophistische welsprekendheid belangrijke verhandelingen over lofreden (De encomiis), waarvan er waarschijnlijk slechts een van hem afkomstig is. Zijn ontleding der redevoeringen van Demosthenes vormt den grondslag der scholiën op dien redenaar.

< >