gr. wijsgeer, geb. omstr. 390 v. Chr. te Eresus op het eiland Lesbos geb. en overl. 305 (volgens sommigen 284), was te Athene leerling van Plato en vervolgens van Aristoteles, wiens bibliotheek hij erfde en door wien hij tot opvolger werd aangewezen als hoofd der peripatetische school; als zoodanig verwierf hij zich in de 35 jaren, dat hij dit ambt bekleedde, grooten roem.
Hij schreef een groot aantal dialectische, metaphysische en andere werken. Zijn voornaamste verdienste ligt op het gebied der natuurkunde, vooral der botanie, in zijn bijdragen tot een critische geschiedenis der oudere physica en in een geestige schildering van ethische karakters. Zijn eigenlijke naam Tyrtamos zou door Aristoteles wegens zijn buitengewoon redenaarstalent, in T. (goddelijke redenaar) veranderd zijn. Een uitgave van zijn bewaard gebleven, deels fragmentarisch werk bezorgde Wimmer (Leipz. 1854—62, 3 dln., en Par. 1866, 1 dl.)