(egyptisch Mennuf er; in den bijbel Noph of Moph) de oudste hoofdstad van Beneden-Egypte, waarvan de ruïnen thans nabij het dorp Mit Rahine, eenige uren ten zuiden van Kairo, op den westel. oever van den Nijl gelegen zijn. De stad werd volgens Manetho en Herodotus reeds door den eersten historischen koning van Egypte, Menes, gesticht en tot zijn residentie gemaakt.
Sedert dien tijd bleef zij de eerste stad van het rijk, totdat tegen het einde van het oude rijk in de 12de dynastie Thebe haar ter zijde kwam, dat in de eerste helft van het nieuwe rijk onder de groote thebaansche dynastieën haar in macht en pracht zelfs overtrof. In later tijd werd de residentie wel van tijd tot tijd weer naar M. verlegd, totdat de zetel des rijks eindelijk voorgoed naar Alexandrië overging. De grootste pharao’s, ook die der thebaansche dynastieën, wedijverden om den glans van M. door prachtige bouwwerken te verhoogen, met name door grootsche uitbreidingen van den hoofdtempel, die reeds door Menes zelf gesticht en aan Ptah (of Hephaestus) gewijd was. Naar den tempel van dezen plaatselijken god werd de stad ook „Huis van Ptah” genoemd; haar naam Mennufer kreeg zij van de in haar onmiddellijke nabijheid liggende piramide (van denzelfden naam) van koning Pepi. De stad werd in 525 door Cambyses bestormd. In de 12de eeuw waren haar ruïnen nog uitgestrekt; zij dienden tot het opbouwen van Kairo. Van de pracht en de beteekenis van M. wordt getuigenis afgelegd door de piramiden, de in 1851 gevonden Apis-catacomben en tal van private graven, die zich van tegenover Kairo tot aan Fajoem uitstrekken.