koningin van Engeland, geb. 25 Nov. 1609 te Parijs, derde dochter van Hendrik IV van Frankrijk en Maria de Medici, huwde 1 Mei 1625 met Karel I van Engeland, weinige dagen na diens troonsbestijging. De katholieke ijver der koningin en haar intriges met Karel’s vijanden in Frankrijk brachten verwijdering teweeg tusschen de vorstelijke echtelieden en eerst de beginnende revolutie voerde hen weer nader tot elkander.
In 1642 ging H. naar Nederland, om hier geld, troepen en munitie bijeen te brengen. In 1643 landde zij met een aanzienlijke bezending aan de kust van Yorkshire en vereenigde zich te Oxford met den koning. Na eenigen tijd koning Karel op zijn marschen te hebben vergezeld, wist zij op een hollandsch schip naar Frankrijk te ontkomen. Hier knoopte zij nog voor de terechtstelling van haar gemaal een intieme betrekking aan met zekeren Jermijn, met wien zij later huwde en die na de restauratie den titel van hertog van Saint-Albans kreeg. Na de troonsbeklimming van haar zoon, Karel II, hield zij zich weer eenigen tijd te Londen op; zij overl. 10 Sept. 1669 op het kasteel Colombes bij Parijs.Haar dochter, Henriette Anna, hertogin van Orléans, gedurende den burgeroorlog (16 Juni 1644) te Exeter geb., werd, eenige weken oud, door haar moeder naar Frankrijk gebracht en in 1661 uitgehuwelijkt aan hertog Philips van Orléans. Lodewijk XIV bediende zich van haar als werktuig zijner staatkunde. In 1670 wist zij door middel van de freule de Querouaille, die het hart van koning Karel II van Engeland gewonnen had, dezen van de triple-alliantie af te trekken en tot een bondgenoot van Lodewijk XIV tegen de Nederlanden te maken. Acht dagen na haar terugkomst stierf zij plotseling te St. Cloud (29 Juni 1670), volgens sommigen aan vergif.