duitsch geschiedschrijver, geb. 26 Oct. 1818 te Kleeburg in den Beneden-Elzas. Na als schrijver te zijn opgetreden met Die deutschen Geschichtschreiber vom Anfänge des Frankenreichs bis auf die Hohenstaufen (1839) en de Sage von Teil (1840), ging hij in 1840 naar Parijs tot onderzoek der archieven en bibliotheken en werd in 1845 benoemd tot buitengewoon hoogleeraar te Heidelberg.
Bij de politieke bewegingen van 1846 gaf hij het werk SchleswigHolstein, Deutschland und Dänemark uit. In 1848 werd hij in de Tweede kamer van Baden verkozen, nam deel aan de politieke handelingen dier dagen, maar verliet in 1850 weder de parlementaire loopbaan en wijdde zich geheel aan letterkundigen arbeid. Als vrucht van deze verscheen o. a.: Deutsche Geschichte vom Tode Friedrichs d. Gr. bis zur Gründung des Deutschen Bundes (zijn hoofdwerk, 4 dln., Berl. 1854—57, 4de dr. 1873). De oppositie van H. in 1858 tegen de kerkelijke reactie op protestantsch gebied en zijn warme bestrijding in 1859 der ultramontaansche partij, bij gelegenheid van het met den pauselijken stoel gesloten concordaat, oefenden grooten invloed in Baden uit. Na den staatkundigen omkeer in Baden wijdde H. aan het nieuwe liberale stelsel zijn krachten.
In 1860 nam hij weder zitting in de Tweede kamer, in welke hij het liberale ministerie van April 1860 op elke wijze ondersteunde. Hij nam ook deel aan de vergadering te Frankfort van 1863 en werd in het comité der zes-em-dertig en in de besturende commissie verkozen. Hij overl. 17 Maart 1867 te Heidelberg. Van zijn geschriften moeten nog vermeld worden: Denkwürdigkeiten zur Geschichte der bad. Revolution (1851), de uitgave, met een levensbeschrijving, der geschriften van List (3 dln., Stuttg. 1850), verder: Die Reform des Deutschen Bundestags (Frankf. 1863), Geschichte der Französischen Revolution (uitgeg. na zijn dood, Berl. 1867, 3de dr. 1891) en Geschichte des Zeitalters der Reformation (Berl. 1868, 2de dr. 1879).