Gepubliceerd op 23-02-2021

Hohenstaufen

betekenis & definitie

Staufers, zwabisch vorstengeslacht, dat van 1138 tot 1254 op den duitschen keizerstroon zat en in 1268 met Konradijn in de mannelijke linie uitstierf. De stamvader van dit geslacht is, voor zoover men heeft kunnen nagaan, Fredrik van Büren, zoo geheeten naar het dorp Büren (thans Wäschenbeuren), gelegen in de onmiddellijke nabijheid van den bergkegel Hohenstaufen bij Göppingen in Württemberg.

Hij leefde in de 11de eeuw en vermeerderde zijn bezittingen door zijn huwelijk met Hildegard, die in den Elzas goederen bezat. Zijn zoon, ridder Frederik van Zwaben, bouwde een ' burcht op den Hohenstaufen, waarnaar het geslacht sedert genoemd werd. Genoemde ridder kreeg voor de vele diensten aan keizer Hendrik IV bewezen het hertogdom Zwaben in leen, terwijl hem het bestuur van Duitschland werd opgedragen, toen de keizer om den paus te bestrijden over de Alpen toog. Hierdoor werd de grond der toekomende grootheid van dit huis gelegd, maar het gaf tevens aanleiding tot den langdurigen strijd met het overoude geslacht der Welfen, dat door de H. op den achtergrond werd gedrongen. Hertog Frederik liet bij zijn dood in 1105 twee zonen na, Frederik en Koenraad, waarvan de eerste door den nieuwen keizer Hendrik V onder den naam van Frederik II of den Eénoogige als hertog van Zwaben erkend werd, terwijl zijn broeder Koenraad het hertogdom Franken verkreeg. Na den dood van Hendrik V kwamen diens eigendommen aan de H. en Frederik zou voorzeker toen den troon hebben beklommen, indien niet aartsbisschop Adalbert van Ments, die zijn steun in eenige verbitterde vorsten vond, Lotharius den Saks, den vijand van Frederik, tot keizer had doen kiezen. Frederik en zijn broeder Koenraad trokken wel tegen den nieuwen keizer te velde, maar waren eindelijk genoodzaakt zich te onderwerpen, en eerst na den dood vanLotharius werd hertog Koenraad van Franken in 1138 als Koenraad III keizer van Duitschland. Deze werd opgevolgd door zijn neef Frederik I Barbarossa, wien het evenmin als zijn zoon en opvolger, Hendrik VI, gelukken mocht om de duitsche kroon in hun geslacht erfelijk te maken. Frederik, de zoon van laatstgenoemde, werd in 1208 door paus Innocentius III als koning erkend, die zich hierop als Frederik II te Aken kronen liet en na de nederlaag van den tegenkeizer Otto IV bij Bovines in 1214 alleenheerscher werd. Zijn zoon Koenraad IV volgde hem in 1250 wel op, doch kreeg verschillende tegenkoningen tegenover zich, verloor in Duitschland nagenoeg alle macht, en kon zich in zijn ital. bezittingen, Apulië en Sicilië, slechts met moeite handhaven. Hij stierf in 1254. Zijn eenige zoon, bekend onder den naam Konradijn, kwam onder voogdij van zijn oom, hertog Lodewijk van Beieren, terwijl zijn andere oom, Manfred, met wapengeweld de heerschappij der H. zocht te herstellen.

Bij Benevento werd hij echter door den bondgenoot van den paus, Karel van Anjou, volkomen verslagen. Toen later Konradijn een poging deed om de vroegere bezittingen van zijn geslacht in Italië te heroveren, leed hij eveneens de nederlaag, geraakte krijgsgevangen en werd op bevel van Karel van Anjou ter dood gebracht (1268). De overige bezittingen van het thans in mannelijke linie uitgestorven geslacht H. Kwamen nu aan Beieren, Baden en Württemberg.

< >