italiaansch geleerde, geb. 21 Oct. 1672 te Vignola in het gebied van Modena, trad 1688 in den geestelijken stand, werd 1695 tot conservator d. ambrosiaansche bibliotheek te Milaan benoemd en verwierf door zijn Anecdota ex Ambrosianae bibliothecae codicibus (dl. 1 en 2, Milaan 1697 —98; dl. 3 en 4, Padua 1713), waarop de Anecdota graeca (ald. 1709) volgden, den roep van groote geleerdheid. In 1700 werd hij als hertogelijk bibliothecaris en archivaris naar Modena beroepen, werd proost van Sta.
Maria della Pomposa en overleed 23 Jan. 1750. Van zijn talrijke geschriften van philosophischen, theologischen, juridischen, antiquarischen, historischen en poëtischen inhoud, zijn behalve de bovengenoemde de voornaamste: Delta verfetta poesia italiana (1706); Della antichitd estensi ed italiane (2 dln., 1717—40); de groote verzameling van geschiedbronnen: Rerum italicarum scriptor es (25 dln., Milaan 1723—51); Antiquitates italicae medii aevi (6 dln., ald. 1738—42); Annali d’Italia (12 dln., ald. 1744 —49); Novus thesaurus veterum inscriptionum (4 dln., ald. 1739—42). Zijn verzamelde werken verschenen te Arezzo 1767—80 in 36 dln., en te Venetië 1790—1810 in 48 dln.; voorts verschenen Scriiti inediti (Bologna 1872); verschillende brieven van hem werden door Campori uitgegeven (Modena 1892).