Ital. dichter, geb. in Sept. 1474 te Reggio ; na eenigen tijd in de rechten te hebben gestudeerd kreeg hij op 30-jarigen leeftijd van zijn vader toestemming om zich aan de fraaie letteren te wijden; onder leiding van Gregorio van Spoleto maakte hij snelle vorderingen, gelijk hij in 1496 met zijn ode aan Philirpe en andere welgeslaagde navolgingen der ouden deed blijken. In 1503 trad hij in dienst van kardinaal Ippolito van Este (broeder van prins Alfonso van Este, hertog van Ferrara den gemaal van Lucrezia Borgia) wiens aandacht op A. was gevallen door een bundel lat. en ital. gedichten.
Omstreeks 1506 vatte hij het denkbeeld van zijn hoofdwerk, Orlando Furioso (De Razende Roeland) op en begon uitsluitend in de ital. taal te dichten.Voor het hoftheater van Ferrara schreef hij de blijspelen, La Cassana (1508), I Suppositi (1509), beide min of meer door den invloed van Plautus en Terentius beheerscht. In 1518 verliet hij den dienst van kardinaal Ippolito en ging over in dien van den hertog van Ferrara, die hem in 1522 aanstelde tot gouverneur over een district in de Apennijnen, dat door georganiseerde rooverbenden overheerd werd en waarin hij de orde moest herstellen; geheel en al echter ongeschikt om een dergelijke taak ten uitvoer te brengen, hoewel hij zich in vele gevechten met de bandieten die hij had uit te roeien door dapperheid en beleid onderscheidde, keerde hij in 1525 naar Ferrara terug, zijn district ongeveer achterlatende gelijk hij het gevonden had. Te Ferrara bouwde hij zich een huisje met tuin, dat nog heden wordt aangewezen. In 1532 verscheen de Razende Roeland in 46 zangen, nadat reeds in 1516 veertig zangen waren verschenen en in 1521 een tweede druk daarvan het licht had gezien, waarmee de schrijver zich reeds een europeesche vermaardheid had verworven. A. stierf 6 Juni 1533 te Ferrara. Hij werd in de Benedictijnerkerk bijgezet en later naar de gelijknamige nieuwe kerk overgebracht. In 1874 hadden luisterrijke feesten te zijner eere plaats.
Zijn hoofdwerk, Orlando Furioso, is een romantisch heldendicht en een voortzetting van Bojardo’s Orlando Innamorato; de kern van het werk vormt de strijd van Karel den Groote tegen den Saraceenenkoning Agramonte; daaromheen groepeeren zich de avonturen der afzonderlijke heldenfiguren. Behalve dit heldendicht schreef A. een groot aantal kleine gedichten en nog drie blijspelen : II Negromante (1520), La Lena (1528 of 29) en Gli Studenti, dat hij onafgewerkt liet en dat door zijn broeder, Gabriele, voltooid werd.