godgeleerde en prediker van de orde der Dominicanen, geb. te Granada 1505, overl. te Lissabon 1588, studeerde te Cordova, was achtereenvolgens prior van het klooster te Badojoz, administrator van het bisdom Evora en provinciaal van zijn orde. Als schrijver verwierf hij grooten naam en behoort hij tot de meest vermaarden van zijn land.
Hij schreef o. a. in het latijn: Over het ambt en de gedragslijn der bisschoppen (1565), Kerkelijke rhetoriea (1576), Verzameling preeken (1575); in het spaansch Gids der zondaren (1570), Samenspraken over de menschwording van Onzen Heer J. C. (na zijn dood verschenen, 1605), benevens een hooggeroemde vertaling van Thomas a Kempis: Navolgingen.