geb. 1853 te Edinburg, ging 1878 als geneesheer naar Kimberley in Kaapland, in 1888 en 1889 als vertegenwoordiger van de De Beer’s DiamondMining Company naar Gubuluwajo, om geschillen met het Matabelen-opperhoofd Lobengula te vereffenen, zag zich daarop door de Engelsch-Zuid-Afr. Mij. het bestuur van Masjonaland opgedragen, en werd 1893 stadhouder van het pas veroverde Matabelenland.
Op aanstoken van Cecil Rhodes nam hij de grieven der te Johannesburg gevestigde uitlanders tot voorwendsel om 30 Dec. 1895 van Mafeking uit met 800 man troepen der Chartered Company een inval te doen in de Zuid-Afr. republiek. Bij Krugersdorp kwam het op 1 Jan. 1896 tot een treffen met de Boeren; J., overwonnen en gevangen genomen, werd op verzoek der engelsche regeering aan GrootBritannië uitgeleverd, 28 Juli 1896 tot 15 maanden gevangenisstraf veroordeeld, doch reeds in Dec. van dat jaar weer vrijgelaten.
