hong. generaal tijdens de revolutie en minister van oorlog, in 1796 te Boja in Hongarije geb., trad in 1813 in krijgsdienst en werd in 1844 kolonel bij een regiment huzaren. Hij werd in ruimeren kring bekend door meerdere in het hong. geschreven schriften over zijn vak.
In 1848 werd aan M., die toen bij het leger in Italië stond, de portefeuille van oorlog opgedragen. Na de onafhankelijkheidsverklaring van 14 April'1849 tot veldmaarschalk benoemd, werd hem, in datzelfde jaar, in plaats van Görgei, het opperbevel opgedragen. Hij volgde de regeering bij haar terugtocht tot Temesvar en nam deel aan de veldslagen van Szöveg en Temesvar. Na het gebeurde bij Vilagos week hij met Dembinski naar Turkije uit, waar hij deelde in de lotgevallen der hong. uitgewekenen. In 1851 door den oostenr. krijgsraad „in effigie” opgehangen, ging M. eerst naar Engeland, vervolgens naar Frankrijk, vestigde zich in 1851 op het eiland Jersey en ging van daar in 1853 naar Amerika. In 1858 in Engeland teruggekeerd, stierf hij aldaar in datzelfde jaar.