een adellijke poolsche familie, waartoe meerdere in de kerkgeschiedenis vermaarde mannen behooren. Joharnes a L., aartsbisschop van Gnesen en primas van Polen, in 1466 geb. en in 1531 overl., wekte op het vijfde algemeene concilie in het Lateraan (1513) de christelijke vorsten ter bestrijding der Turken en Tartaren op en werkte de uitbreiding der hervorming in Polen tegen.
Beroemd is zijn verzameling der poolsche wetten: Commune Poloniae regnl privilegium constitutionum et indultuum (1506). — Zijn neef Joannes a L., in 1499 te Warschau geb. en in 1560 overl, begaf zich, na voleinding zijner studiën in Polen, naar beroemde hoogescholen, kwam met Van Hardenberg, Erasmus en de zwitsersche hervormers in aanraking, ijverde als proost te Gnesen van 1526—37 vruchteloos voor de invoering eener Erasmiaansche hervorming in Polen, begaf zich naar Mainz en Leuven en vestigde zich in 1540 op een landgoed in Oost-Friesland, waar de gravin Anna van Oldenburg hem tot superintendent benoemde, en hij de grondlegger der gereform. kerk werd. Toen in 1549 door het interim de roomsche ceremoniën weder ingevoerd werden, ging L. naar Londen en in 1553 naar Frankfort a. M. als prediker bij de gemeente van uitgewekenen, voor welke hij eene presbyteriaansche kerkverordening ontwierp. In 1566 keerde hij naar Polen terug, waar hij tot zijn dood, onder heftigen tegenstand, voor de zaak der hervorming met goeden uitslag ijverde. Zijn katechismus stond in de oude nederl. herv. kerk vóór de synode van Dordrecht in hooge achting. Zijn Opera tam edita quam inedita zijn uitgegeven door A.
Kuyper (2 dln. 1866). Zijn broeder, Jaroslaw a L., beijverde zich evenzeer voor de hervorming in Polen, had onder Zapolya, wiens gezant hij meermalen was, grooten invloed, maar werd later door dezen van verraad beschuldigd, ging tot Ferdinand van Oostenrijk over en stierf als diens gezant te Konstantinopel in 1542.