eigenlijk Mut, bijgenaamd Rufus om zijn rood haar, duitsch humanist en philosoof, geh. 15 Oct. 1471 te Homberg bij Fritzlar, bezocht de school van ïïegius te Deventer, studeerde in Erfurt, was 1495— 1502 in Italië en werd 1503 kanunnik aan de Mariakerk te Gotha, welk ambt hem allen tijd liet voor zijn studiën, doch hem niet voor armoede behoedde; vooral onder de boerenonlusten van 1525 leed hij veel. Hij overleed 30 Maart 1526.
Ofschoon hij uit principe geen enkel boek schreef om gepubliceerd te worden, werd hij toch door de humanisten naast Reuchlin en Erasmus gesteld. M. was het hoofd van -een bond, die zijn leden vooral in het naburig Erfurt had: zooals Hessus, Crotus, Euricius Cordus, Justus Jonas e. a. In den strijd van Reuchlin tegen de keulsche theologen koos hij op levendige wijze partij voor eerstgenoemde; de Epistolae obscurorum virorum (,,Brieven der duisterlingen”) kwamen dan ook voort uit dien bond. Daarentegen billijkte M., wien de „zalige rust” boven alles lief was, Luther’s optreden niet en vervreemde daardoor menig volgeling.