1) Regeeringsdistrict der pruisische prov. Saksen, bestaat uit deelen v/h voormalige aartsbisdom Mainz, van Keur-Saksen, het vorstendom Eichsfeld, en de rijksstad Miihlhausen, grenst ten n. aan Brunswijk, ten z. aan de Thüringsehe vorstendommen, is ten deele zeer vruchtbaar, ten deele ruw en dor (Opper-Eichsfeld), ten deele ook zeer bergachtig en woudrijk, heeft land- en tuinbouw, zout- en ijzermijnen, beslaat een oppervlakte van 3530½ km2, bevat 23 steden en 407 landgemeenten, en had in 1900 een bevolking van 466,419 (220,479 mannen, 245,445 vrouwen) inw., en is verdeeld in de volgende 12 kreitsen:
KREITSEN Opp. in km2 Inwoners 1900 Evangelischen Katholieken Israelieten Nordhausen stadskreits 21,71 28497 26274 1434 474 Höllenstein 176,09 44431 43157 1069 192 Worbis 445,89 40204 9242 30941 3 Heiligenstadt 133,79 39191 3304 35821 64 Mullhausen Th. (stadskr) 62,92 33428 31364 1769 216 Mullhausen Th. (landkr.) 396,57 34666 19798 14867 Langensalza 418,47 37636 37100 504 13 Weiszensee 291,73 24922 24327 556 11 Erlurt (stadskreits) 43,81 85202 73268 10672 782 Erfurt (landkreis) 281,11 33116 29585 3462 8 Ziegeirinck 200,15 17400 17181 161 Schleusingen 457,97 47726 47066 406 215 Het regeeringsdistrict is voorts verdeeld in 4 rijksdagskiesdistricten, nl. Nordhausen, Heiligenstadt-Worbis , Mühlhausen-Langensalza, en Erfurt-Schleusingen-Ziegenrück.
2) Landkreits v/h regeeringsdistrict E., zie bovenstaande tabel
3) Erfurt, stad en stadskreits (zie boven, tabel), hoofdstad v/h gelijkn. regeeringsdistrict, aan de Gera, die van z.w. naar n o. met drie armen door de stad loopt, ligt 200 meter boven zeeniveau, in het voorland v/h Thfiringerwoud en stuit ten z. op de hoogten v/h Steigerwald: E. telde in 1880 53.254, in 1890 72.360, in 1900 85.202 inw.
E., tot 1873 een sterke vestingplaats, heeft in weerwil van vele nieuwe bouwwerken inwendig nog geheel het voorkomen van een ouderwetsche stad : aan de Vischmarkt, het Friedrich-Wilhelmplein, de Wenigenmarkt en in de nieuwe straten rondom het voormalig Augnstijnerklooster, bevinden zich tal van interessante bouwwerken uit den renaissancetijd. Onder de vele bruggen is de in 1325 van hout, later in steen gebouwde Kramerbrug de opmerkelijkste: zij draagt twee rijen huizen van 2 en 3 verdiepingen. De drukste deelen der stad zijn: de Anger, een mooie, met hoornen beplante straat, middelpunt van het verkeer, verder de Johannes-, Schlösser-, Markt-, Bahnhofs- en Löberstrasse; aan het noordeinde van de Anger een Luthermonument (1890 onthuld, van J. F. Schaper); op het plein Hirsehgarten een monument van 1866 en 1871/71: op het Reiehartsplein een standbeeld van keizer Wilhelm 1 (van Brunow te Berlijn, in 1900 onthuld). È. heeft 9 evang. en evenzooveel r.-kath. kerken. Van de wereldlijke gebouwen zijn te noemen: het Raadhuis aan de Vischmarkt. 1869—75 door Sommer naar plannen van den bouwraad Tiede gebouwd; het Regeeringsgebouw aan de Hirsehgarten, vroeger woning van den stadhouder van Mainz, in 18()8 door Napoleon betrokken: het Centraalstation, 1894 voltooid. Het Groote College in de Michaelisstraat, thans een reaalschool, herinnert aan de voormalige universiteit.
De stad wordt bestuurd door een opperburgemeester, 15 wethouders, waarvan 8 bezoldigd, en een gemeenteraad van 48 leden. Zij heeft een vrijwillige brandweer, een uitmuntende waterleiding (prises d’eau bij het dorp Wechmar 21 km. vanE.,eninhetGeradal), twee gasfabrieken, abattoir. E. is zetel van het districtsbestuur, van allerlei rechtscolleges (landraadsambt, landgerecht, meerdere ambtsgerechten) en van een hoofdpostdirectie voor het regeeringsdistrict E, den kreits Schmalkalden, het groothertogdom Saksen, de hertogdommen Saksen-Meiningen, Saksen-Coburg(lotha, en de vorstendommen SchwarzburgSondershausen, Schwarzburg-Rudolstadt en Reusz. Aan inrichtingen van onderwijs heeft E. een gymnasium, 1561 gesticht, verder een reaal-gymnasium, 1844 geopend, een stedelijke reaalschool, een private handelsschool, een evangelisch leeraar-seminarie, 1820 geopend, een doofstommen-instituut, 1822 dooide loge gesticht, en tal van inrichtingen voor kunst-, middelbaar- en lager onderwijs, evangelische en r.-kath. lagere scholen enz. Wetenschappelijkenkunstverzamelingen: koninklijke bibliotheek (65.000 boeken en de Amploniannsche handschriften, w.o. uitde Ode eeuw) i/h M..i tinsstift de zg. Ministerialbibliothek (meest theo'og. werken en op E. betrekking hebbende geschriften), in het stedelijk archief een verzameling handschriften en oude drukken, in den Dom het dom-archief, verder musea van kunst en kunstnijverheid, stedelijke oudheden, ethnographie, thüringer oudheden en kleederdrachten (geopend 1896). Verder heeft E. een akademie der wetenschappen, een concertvereeniging, een stadsschouwburg, een vrijmetselaarsloge, allerlei vereen igingen en genootschappen, philantropische instellingen, een stedelijk en een r.-kath. gasthuis, een instituut voor behandeling van chronische ziekten, een instituut voor heilgymnastiek en massage, klinieken voor oog-, oor- en vrouwenziekten, provinciale kraam-inrichting, een evangelisch en een r.-kath. weeshuis, enz. Hoofdmiddelen van bestaan zijn industrie (damesmantels, schoenwerk, ijzergieterij, wol-, katoen- en linnenwaren, boek- en steendrukkerij, looierij, rijwielen, machinerién, gummiwaren, tabak en sigaren, mobilair, muziekinstrumenten, leer, scheikundige preparaten, kunstmest, gummiwaren, erz,), tuinbouw (groente, ooft, zaden) en handel. Er is een filiaal der Rijksbank (omzet 1900 : 1084 millioen mark), allerlei private bank-instellingen (Erfurter bank, Nieuwe Erfurter voorschotbank enz.). Verkeer: E. ligt aan de spoorlijnen Halle-Bebra, E.-Sangerhausen (70 km.), E.-Ritschenhausen (87 km.), Nordhausen-E. (79 km.), en E.-Langensalza (38 km ) der pruische staatsspoorwegen en heeft een electrischen tramdienst.
E., een overoude germaansche of slawische stichting en reeds vroeg het middelpunt van een levendig ruilverkeer tusschen de omgelegen fränkische en slawische streken, werd 741 zetel van een bisdom, dat echter spoedig weor te niet ging, en vermoedelijk met dat van Mainz werd vereenigd, aangezien een weinig later de aartsbisschoppen van Mainz als beeren van E. worden vermeld. Karel de Groote verhief E. in 805 tot een van de stapelplaatsen der Slawen. Nauwkeurige berichten heeft men van E. eerst uit de 13de eeuw, omstreeks welken tijd de burgers uit hun midden een bijna zelfstandigen raad instelden en de aartsbisschoppelijke ambtenaren gaandeweg uit het bestuur verdrongen. Allengs werd de stad nu het middelpunt van den handel van geheel Thüringen. Met de naburige vorsten, vooral met de landgraven en latere hertogen van Saksen, was zij in langdurige en verwoede veeten gewikkeld, gedurende welke zij driemalen een belegering had te doorstaan. Zij wist zich echter staande te houden en bleef haar eigen stedelijke regeering, die den titel van Raad voerde, behouden. De stad bereikte haar hoogsten bloei op het einde der 14de en in den aanvang der 15de eeuw. Toenmaals had zij een hoogeschool, in 1392 gesticht, die de zetel werd van het humanisme. E. had in de reformatie-oorlogen herhaaldelijk zwaar te lijden. Eerst echter in de 17de eeuw verloor de stad haar zelfstandigheid; met behulp van fransche en rijkstroepen werd zij in 1664 door keurvorst Johann Philipp van Mainz ingenomen en met Eichsfeld tot een Mainzer provincie vereenigd, die door stadhouders werd bestuurd. In 1802 kwam E. met Eichsfeld aan Pruisen. Na den slag bij Jena kwam het door kapitulatie (16 October 1806) in de macht der Franschen ; het bleef onder onmiddellijk fransch bestuur, terwijl Eichsfeld bij het koninkrijk Westfalen werd gevoegd. Van 27 Sept. tot i4 Oct. 1808 had te E. een samenkomst plaats van Napoléon met Alexander I van Rusland (Erfurter congres), waaraan ook de koningen van Saksen, Beieren, Württemberg en Westfalen, vertegenwoordigers van Oostenrijk en Pruisen, de vorst-primas en vele andere grooten deelnamen. Bij ’t verdrag van 12 October w-erd het verbond van Tilsit tusschen Frankrijk en Rusland vernieuwd. In Januari 1814 gaf de stad zich aan de Pruisen over, de citadel echter eerst vier maanden later. Ingevolge het Weener congres kwam E. weer aan Pruisen. In 1816 werd de universiteit opgeheven. In het voorjaar van 1850 kwam te É. in de kerk van het Augustijnerklooster het Erfurter parlement bijeen. Sinds de slechting der vestingwerken (1874) heeft de stad zich belangrijk uitgebreid.