duitsch geschiedschrijver, geb. 17 April 1756 te Altdorf (Beieren), studeerde aldaar, was eerst leeraar te Neurenberg, in 1797 prof. in de wijsbegeerte te Altdorf en in 1808 prof. in de geschiedenis te Landshut en sedert 1825 te Munchen, waar hij 27 Sept. 1834 overleed. Men heeft van hem o. a.: Gesch. der Vandalen (1785), Gesch. der unmittelbaren Nachfolger Alexander’s (1787), Aelteste Gesch.
Bojariens (1807), Eaiser Ludwig IV (1812), Gesch. Baierns (1826, 2 dln.), Gesch. der Deutschen (1828, 2 dln.), Gesch. der alten Deutschen, besonders der Franken (1829), en vooral zijn hoofdwerk, met Ukert voortgezet, Geographie der Griechen und Bomer (1792—1825, 10 dln.).