Gepubliceerd op 23-02-2021

Koning (titel)

betekenis & definitie

gotisch: kuni; oudfriesch: kining, kinig, kening, kenig, koning, konig; oudnederlandsch: kuning, cunig; oudsaksisch: kuning; angelsaks.: cyning; oudnoorsch: konungr; oudhoogd.: chuning, chunig; middelhoogd.: künic, künec, künc; eng.: king; zweedsch: konung; deensch: konge; nieuwhoogd.: könig; het woord is door middel van het achtervoegsel ing afgeleid van denzelfden stam als kunne: geslacht, edel geslacht, en beteekent: man van edel geslacht. Grieksch: basileus; lat.: rex; fr.: roi; ital.: re; spaansch: rey.

Tsjechisch: kral; poolsch: krol; russ.: korólj; hong.: kiraly, welke van het lat. Carolus (Karel de Gr.) afgeleid zijn. In den oudsten tijd was K. de titel van het stamhoofd bij de meeste volken. De koninklijke macht was toenmaals onbeperkt en omvatte het ambt van oppersten priester, rechter en veldheer. In het oosten ontstond daaruit het despotisme, onbeperkte macht over leven en eigendom der onderdanen, terwijl bij andere volken het koningschap meer patriarchaal was. Oorspronkelijk beperkte de macht van een K. zich tot één stam, één volk, en in dien zin worden ook de beheerschers van volksstammen in Afrika en Azië koningen genoemd.

In Europa voeren thans de beheerschers van grootere, onafhankelijke monarchieën den titel van K. In de middeleeuwen hadden de duitsche keizers het recht, koningen te benoemen; ook Napoleon I heeft nieuwe koninkrijken geschapen. De koningen voeren den titel van majesteit en genieten ceremonieel© voorrechten, de koninklijke eerbewijzen, en vooral van het voeren van een koningskroon (zie ald.) in hun wapen. Na de opheffing van het koningschap bij keuze in Duitschland en Polen, is de koninklijke waardigheid erfelijk. Vroeger werden de koningen bij hun troonsbestijging gezalfd, thans is daarvoor in de plaats gekomen een plechtige kroning of een enkele inhuldiging.In overdrachtelijken zin wordt K. nog gebezigd in de volgende uitdrukkingen. K. Demos: het volk, dat souverein is; K. Klos: een vorst, die in vrede regeert en nooit eenig gebruik van zijn macht maakt; K. Ooievaar: een tiran, die zijn onderdanen vrees aanjaagt en hen uitzuigt. De K. van het nieuw Jeruzalem (ook de K. van Sion): Jan Beukelsz. van Leiden, die eenige maanden over Munster geregeerd heeft.

< >