afstammelingen van Koesch of Kusch, zoon van Cham. Zij bewoonden de landen aan de Perzische golf, de zuidkust van Arabië en staken vandaar over naar Afrika, waar zij zich langs de Roode zee in het tegenwoordige Somaliland nederzetten en doordrongen tot aan den tweeden waterval van den Nijl.
Daar lag een land, dat de oude Egyptenaren Koeschoe noemden en door de Hebreën Koesch werd geheeten.