de plaats waar een stroomend water in zijn bedding een plotselinge, steile helling of een rechtstandigen rotsmuur ontmoet en daardoor in zijn geheel vrij naar beneden valt. Watervallen zijn het kenmerk van een nog onvoltooid rivierdal.
Naarmate het rivierdal zijn voltooiing nadert, d. w. z., naarmate de rivier haar regelmatig hellende bedding gereed heeft, verandert de W. van voorkomen. Het over den rotswand naar beneden vallende water slaat met een krullende golf tegen den achterstaande^ wand aan, ondermijnt deze en holt hem uit; van boven vallen er daardoor van tijd tot tijd grootere of kleinere stukken af, en de W. verplaatst zich door deze teruggaande erosie langzaam naar achteren (de Niagara gemiddeld 20 centim. per jaar), holt daarbij het terrein terrasvormig uit, zoodat in de plaats van den groeten val allengs eenige kleinere vallen, z.g. cascaden komen; herhaalt zich dit bij de afzonderlijke terrassen, dan verdoelen deze kleinere vallen zich in een grooter aantal nog kleinere, cataracten geheeten; zijn ook deze oneffenheden gedeeltelijk weggeslepen en weggespoeld, dan verandert de reeks van kleine vallen in een ononderbroken schietstroom of stroomversnelling; verdwijnt eindelijk ook deze, dan is het rivierdal aan dit gedeelte der rivier voltooid. Deze veranderingen gaan uitermate langzaam. Zoo zal bijv. volgens Lyell de Niagara eerst over 70.000 jaren het Eriemeer bereikt en de St. Laurensrivier haar dal over dit gedeelte voltooid hebben.