Gepubliceerd op 23-02-2021

Kelten

betekenis & definitie

(gr. Keltoi, ook Galatai; lat.

Celtae) een indergomaansche velksstam, die in de oudheid over het westen van Europa verbreid was, maar tegenwoordig, tot op een gering overschot na, geromaniseerd of gegermaniseerd is. De K. hebben zich van Zuid-Duitschland en het tegenwoordige Oostenrijk uit eerst over het Rijngebied, Frankrijk en de britsche eilanden uitgebreid, en wel in ieder geval vóór de 6de eeuw v. Chr. Door drie groote verhuizingen hebben zij hun gebied in den historischen tijd uitgebreid. Op het eind der 6de eeuw v. Chr. trokken K. naar het pyreneesch schiereiland (zie Spanje, en Keltiberen).

In het begin der 4de eeuw v. Chr. bezetten zij het toenmaals grootendeels etruscisch Noord-Italië (zie Gallië). In de jaren 284—278 v. Chr. valt de tocht der K. (Galaten) naar het Balkan-Schiereiland, die na de verwoestende plundertochten, welke zich tot Griekenland uitstrekten, met de nederzetting in het midden van Klein-Azië eindigde (zie Galaten). Voor de verdere geschiedenis van den ondergang der verschillende keltische volksstammen, zie Julius Caesar, en Rome (geschiedenis).De K. waren in de oudheid verdeeld in:

1) Galliërs of K. in engeren zin (ten oosten van de Garonne, ten zuiden van de Seine, daarbij de zuidduitsche, oostenrijksche, noord-italische en spaansche K.);
2) Belgen (ten oosten der Seine, eenmaal tot aan de beneden-Elbe, sedert de 1ste eeuw v. Chr. tot aan den Rijn; daarbij ook de Belgen in Zuid-Britannië);
3) Britten (in het overige Engeland en Wales);
4) Gaelen (in Ierland en Schotland).

Zie voorts: Keltische talen.

De K. in de oudheid waren een volk van betrekkelijk hooge beschaving; zij waren vooral bedreven in het bewerken van metaal; zij woonden voorts in steden.

Men schat het aantal tegenwoordig nog keltisch sprekenden op ongeveer 372 millioen. Hiervan heeft Wales er 950000, het eiland Man 12000, Schotland 300000, Ierland 868000 en fransch Bretagne 1200000; het aantal noordamerikaansche Ieren kan niet met zekerheid bepaald worden.

Literatuur: Zeuss, Die Deutschen und ihre Nachbarstämme (München 1837); Dievenbach, Celtica (2 dln., Stuttgart 1839—41), Brandes, Die ethnographischen Verhältnisse der Kelten und Germanen (Leipzig 1857), Saint-Brieux, Etudes sur les Celtes et les Gaulois (Parijs 1875), De Valroger, Les Celtes, la Gaule celtique (ald. 1879), Rhys, Celtic Britain (2de dr., Londen 1885), Arbois de Jubainville, Etudes sur le droit celtique (2 dln., Parijs 1894). Zie voorts de literatuur bij: Keltische talen.

< >