Gepubliceerd op 29-01-2021

Galaten

betekenis & definitie

Een naam die de ouden, inzonderheid de Grieken, dikwijls ter aanduiding van noordelijke volken bezigden ;. in de laatste eeuwen v. Chr. was ’t de naam van een bond van meerdere keltische stammen, die aan het einde van het Diadochentijdvak van uit Pannonië en Illyrië het Balkanschiereiland overstroomden, eindelijk op aandrang van den bithynischen koning Nicodemus I in 267 v. Chr. over den Hellespont trokken en daarop hoewel slechts circa 20.000 strijdbare mannen sterk, langen tijd plunderend en roovend door Klein-Azië rondzwierven. Koning Attalus I van Pergamon dwong hen omstreeks 235 v. Chr. zich met vaste woonplaatsen in de binnendeelen van Klein-Azië te vergenoegen; bedoelde streken werden sinds naar hen Galatië geheeten. Van uit den Phrygischen Pessinus breidden zij zich oostwaarts over den Halys tot aan gene zijde van Tavium uit, zoodat zij ten slotte af het land bezuiden Paphlagonië en Bithynië in bezit hadden. Hunne stammen waren de Trocmers (hoofdstad Tavium) ten o. van den Halys, de Tectosagen (hoofdstad Ancyra, t. Angora) in het midden en de Tolistobojers (hoofdstad Pessinus) ten w. van den Halys; de afzonderlijke deelen werden, daar zij politisch in 4 districten verdeeld waren, tetrarchiën geheeten, totdat Dejotarus het geheel onder zich vereenigde en als romeinsch bondgenoot van Pompejus het westelijk gedeelte van Pontus en Klein-Armenië met aen koninklijken titel verkreeg. Augustus maakte het tot een romeinsche provincie. Buiten de drie reeds genoemde steden zijn nog noemenswaardig de beide in de nabijheid van Pessinus gelegen sterkten Lucejum, ’s konings residentie en Pejum, zijn schatkamer. Aan de bewoners der provincie Galatië is de brief van den apostel Paulus aan de Galaten (zie Bijbel) gericht.

< >