Gepubliceerd op 23-02-2021

Karl leberecht immermann

betekenis & definitie

duitsch dramatisch dichter en schrijver, geb. 24 April 1796 te Maagdenburg, bezocht het gymnasium aldaar en onderbrak zijn in 1813 aan de universiteit te Halle begonnen juridische studiën om deel te nemen aan den veldtocht van 1815; keerde daarna naar Halle terug, trad in 1817 in pruisischen staatsdienst en werd in 1827 landgerechtsraad te Düsseldorf, waarheen hem ook de van haar echtgenoot, von Lützow, gescheiden gravin Elisa von Ahlefeldt volgde, die bij hem woonde tot aan zijn verloving in 1838 met een kleindochter van den kanselier Niemeijer, met wie hij in 1839 in den echt trad. In Düsseldorf legde hij zijn ambt neder, nam het bestuur van den schouwburg op zich, doch toen deze onderneming mislukte, nam hij zijn ambt weder op en overleed 25 Aug. 1840.

De treurspelen van I. zjjn over ’t algemeen meer geschikt om gelezen dan om gespeeld te worden; hij schreef: Die Prinzen von Syrakus (blijspel, 1821), Das Thal von Ronceval, Edmin, Petrarca, Ein ganz frisch schön Trauerspiel von Pater Brey, dem falschen Propheten (1822), König Periander (1823), Das Auge der Liebe (blijspel, 1824), Gardenia und Celinde (1826), Trauerspiel in Tyrol (dramat. gedieht, 1827), Kaiser Friedrich 11, Die Verkleidungen (blijspel, 1828), Die Schule der Frommen (blijspel, 1829), Alexis (histor. trilogie), Merlin (phantastische mythe, 1832), Ghismonda, oder die Opfer des Schweigens (1839), Die Papierfenster eines Eremiten (roman, 1822), Miscellen (1830), Reisejournal (1833), Gedichte (1822, Neue Folge, 1830), het sprookje Tulifäntchen (1830), de mislukte satire tegen Platen: Der im Irrgarten der Metrik umhertaumelnde Cavalier (1829). Het hoogst staat I. in zjjn epische voortbrengselen; zoo in den roman Die Epigonen (1836, 2de dr. Berl. 1854), waarin hij vooral den strijd van de nieuwe sociale macht der industrie tegen den adel schildert; een der beste duitsche romans is zijn Münchhausen, eine Geschichte in Arabesken (4 dln. 1838—39), met schilderingen uit het westfaalsche volksleven, waaruit de beroemdste episode Der Okerhof meermalen afzonderlijk werd uitgegeven. Nog dienen genoemd: Tristan und Isolde (1841, 2de dr. 1854) en de Memorabilien (3 dln. 1840—43), welke werken echter geen van beide voltooid zijn. Zijn verzamelde werken verschenen (zorgvuldig geschift) te Düsseldorf en Hamburg (14 dln. 1835—43) en, door Boxberger uitgegeven, te Berlijn (20 dln. 1883).

< >