duitsch Orientalist, geb. 28 Dec. 1793 te Reichmannsdorf uit arme joodsche ouders, bezocht o. a. de hoogeschool te München, waar hij tot de evangelische kerk overging, was van 1822—25 bij het gymnasium te Spiers werkzaam en ging in 1828 naar Parijs, waar hij o. a. het chineesch leerde. Zijn hoofdstreven was deze taal volkomen meester te worden en een chineesche boekverzameling, die in Duitschland geheel ontbrak, aan te koopen.
Hij slaagde hierin en werd in 1831 te München conservator bij zijn zonder vergoeding aan den staat afgestane chineesehe boekerij en hoogleeraar aan de hoogeschool. Ook aan de staatkundige bewegingen van 1847 en 1848 nam hij ijverig deel. N. was lid van het voorparlement en voerde dikwerf in staatkundige vereenigingen het woord; dientengevolge werd hij in 1852 op pensioen gesteld. Hij ging in 1863 naar Berlijn, waar hij 17 Maart 1870 stierf. Voorn, geschriften: Pilgerfahrten buddhistischer Priester aus China nach Indien (1833), Mémoires sur la vie et les ouvrages de David, philosophe arménien du 5me s'iècle (Par. 1829); uit het armenisch vertaalde hij in het eng. History of Vartan by Elisaeus (Lond. 1830), uit het chineesch Catechism of the Shamans (ald. 1831) enz.
Zijn Lehrsaal des Mittelreichs (München 1836) is een soort van chin. chrestomathie; voorts meerdere geschiedkundige werken, als Geschichte des engl.-chines. Kriegs (Lpz. 1846) enz., later gevolgd door Geschichte des engl. Reichs in Asien (2 dln., Lpz. 1857), Ostasiat. Geschichte vom ersten chines. Krieg bis zu dén Verträgen in Peking (Lpz. 1861) en Geschichte der Vereinigten Staaten von Amerika (3 dln., Berl. 1863—66).