Gepubliceerd op 23-02-2021

Karl friedrich koch

betekenis & definitie

duitsch taalvorscher, geb. 15 Nov. 1813 te Berka in het Weimarsche, overl. 5 Sept. 1872 te Eisenach, studeerde van 1832—35 te Jena in de theologie, hield éérst een instituut en werd later professor aan het realgymnasium aldaar. K. legde zich vooral op het grammatikaal gedeelte van het taalonderwijs toe en trachtte de resultaten der geschiedkundige navorschingen van J.

Grimm, voor zoover zij voor het verstaan der tegenwoordige taalvormen noodig zijn, in een voor schoolgebruik geschikten vorm neer te leggen. Zoo ontstond zijn uitmuntende Deutsche Grammatik nebst Typen und Figuren (Jena 1860, 6de dr. 1875), die door de Deutsche Elementar gr ammatik (7de dr., ald. 1881) gevolgd werd. Van zijn andere werken dienen genoemd: Historische Grammatik der englischen Sprache (3 dln., Göttingen 1863—69, 2de dr., door Zupitza en Wülker, 1878—91) en Linguistische Allotria; Laut-, Ablaut- und Reimbildungen der englischen Sprache (nagelaten, uitgeg. door Wilhelm, Eisenach 1874).

< >