stad in het district Apolda van het groothertogdom Saksen-Weimar-Eisenach, aan den linkeroever van de Saaie, aan den voet van een steile bergmassa van kalksteen, aan de spoorlijn Weimar-Jena, telde in 1900: 20.686 inw. De vroegere vestingwerken zijn op eenige torens na geslecht; van de oude stadsgracht is een parkachtige promenade gemaakt.
Op de markt staat een door Drake gemodelleerd, in 1858 onthuld standbeeld van Johan Frederik den Grootmoedige, den stichter der universiteit te dezer stede. J. heeft twee evangelische kerken, waarvan de laatgotische Stads- of Michaelskerk (15de eeuw) met 72 m. hoogen toren de voornaamste is. Het slot, voorheen residentie der hertogen van Saksen-Jena, bevat eenige wetenschappelijke verzamelingen, eigendom der universiteit, alsmede gehoorzalen en werkkamers; er bestaan plannen dat slot te sloopen en op de plaats een nieuw universiteitsgebouw te zetten. Een eigenaardig sieraad der stad zijn de talrijke gedenksteenen en portretbusten van beroemde mannen aan de gevels der huizen, in 1858, ter gelegenheid van het derde eeuwfeest der universiteit, aangebracht.De universiteit van J. is voortgekomen uit een gymnasium, door keurvorst Johan Frederik in 1548 gesticht ter behoeve van het luthersche hooger onderwijs. De verheffing tot universiteit werd door keizer Karel V vernietigd, doch door zijn broeder Ferdinand bevestigd, en 22 Febr. 1558 werd de nieuwe hoogeschool geopend. Zij is tegenwoordig de gemeenschappelijke universiteit der Saksische hertogdommen, die haar gezamenlijk onderhouden. Zij had in den zomer van 1902: 108 hoogleeraren en docenten, en ongeveer 800 studenten. Het oude universiteitsgebouw, een voormalig klooster, bevat o. a. de aula, de zalen enz. voor de ontleedkunde, en de physiologie. In de nabijheid van het nieuwe universiteitsgebouw (1861 geopend) bevindt zich de nieuwe universiteitsbibliotheek (200.000 boekdeelen, 100.000 dessertaties), benevens de plantentuin; verder heeft de universiteit verscheidene laboratoria, en musea, een muntenkabinet, ziekenhuizen, een veeartsenijschool en een sterrenwacht met meteorologisch station.
Verder heeft de stad een gymnasium, een museum voor leermiddelen (Thüringer Schoolmuseum), een volksleeszaal met volksbibliotheek; hoogdrukwaterleiding, electriciteitswerk, abattoir. De industrie is onbeduidend; zij strekt zich uit over de fabrikage van optisch glas, machinerieën, vaseline, blikemballage, comestibles; ook zijn er twee bierbrouwerijen. J., oorkondelijk voor het eerst vermeld in 1182 onder den naam Gene (later Jehene), behoorde aanvankelijk tot het gebied der heeren van Lobedabrug. In 1331 kwam het in bezit van de landgraven van Thüringen, in 1485 ging het over aan de Ernestijnsche linie. 1672—90 was het de hoofdstad van het hertogdom Saksen-Jena; het kwam daarop aan Saksen-Eisenach en hiermee in 1741 aan Saksen-Weimar. In de geschiedenis is het bekend door de overwinning, hier op 14 Oct. 1806 door Napoléon behaald op de Pruisen en Saksers.