Karl fortlage

betekenis & definitie

Duitsch philosoof, geb. 12 Juni 1806 te Osnabrück, werd 1846 hoogleeraar te Jena, waar hij 8 Nov. 1881 overl. F. streefde er voornamelijk naar vaste gezichtspunten ter orienteering in de verschillende philosophische richtingen van den ouderen en den nieuweren tijd en voornamelijk in de stelsels der Kantiaansche school te openen; hü schreef: Ueber die Denkweise der ältesten Philosophen (Heidelb. 1829), Die Lucken des Hege-Ischen Systems (1832), Philos. Meditationen über Platos Symposion (1835), Aurelii Augustini doctrina de tempore (1836), Darstellung und Kritik der Beweise fürs Dasein Gottes (1840), Vorlesungen über die Geschichte der Poesie (Stuttg. 1839). Genetische Geschichte der Philosophie. seit Kant (Lpz 1852), Hundert Thesen zur Psychologie (Berl. 1843), System der Psychologie als empirischer Wissenschaft aus der Beobachtung des innern Sinnes (Lpz. 1855), Acht psgchol. Vorträge (Jena 1869 en 1872), Vier psgchol. Vortrüge (1874), Beiträge zur Psychologie als Wissenschaft aus Spekulation und Erfahrung (Lpz. 1875): verder Gesänge christl. Vorzeit (Berl. 1844), Das musikalische System der Griechen (Lpz. 1847), Friedrich llückert und seine Werke (Frankf. a M. 1867).