hongaarsch dichter en tooneelschrijver, broeder van den vorige, geb. te Téth 1788, overl. te Pest 1830, diende in het leger des keizers tegen Napoleon en vestigde zich 1817 te Pest, waar hij zich uitsluitend op het beoefenen der letteren toelegde. Onder zijn historische drama’s munten uit: De Tartaren in Hongarije, Ilka, Stibar en vooral Irene; onder zijn blijspelen: De pretendenten, De ontgoocheling, De meisjeswachter, De samenzweerders; onder zijn gedichten: de elegie Mohacs, een treffende beschrijving van den rampspoedigen slag, die Hongarije aan de Turken overleverde (1526).
In 1822 stichtte K. den almanak „Aurora”, waarin de beste schrijvers van dien tijd bijdragen leverden. Zijn vrienden richtten 1836 te zijner gedachtenis het „Letterkundig genootschap Kisfaludy” op, dat thans nog zeer bloeiend is.