duitsch schrijver, broeder van den vorige, geb. 9 April 1859 te Munster, studeerde te Berlijn in de rechten, wijdde zich echter spoedig geheel aan de journalistiek en de literatuur; behalve vertalingen uit het italiaansch, spaansch (Fine Blütenlese aus span. Dichtern aller Zeiten, 1883) en het perzisch (Pers.
Divan, Halle 1885), gaf hij in het licht: de dichtbundels Sansara (879), Homo sum (1889), In der Nacht (1898), Triumph des Lebens (1898), vol hartstochtelijke lyriek en getuigende van heerschappij over vorm en taal, evenals de treurspelen: Don Juan Tenorio (1881) en Der Bacher (1884). Verder verschenen van hem: het burgerlijk tooneelspel Der Sumpf (1886), Fünf Novellen (1888), het prozawerk Sehnsiicht (Berk 1893), een Geschichte der Weltlitteratur (2 dln., 1893— 96), en de philosophische werken Der neue Gott (Florence 1899) en Die neue Welterkenntnis (Leipz. 1902), zijnde dl. 1 en 2 eener trilogie: Zukunftsland. Zie ook op Heinrich Hart.