Gepubliceerd op 18-03-2021

Joseph priestley

betekenis & definitie

engelsch godgeleerde, wijsgeer, schei- en natuurkundige, in 1733 te Fielhead bij Leeds geb., werd in 1755 prediker bij de Independenten in Suffolk, in 1761 professor in de letterkunde aan de academie te Warrington en in 1768 leeraar bij de Socinianen te Leeds. Als godgeleerde was hij met de geestelijkheid in strijd, daar hij de trillingen der hersenzenuwen als de stoffelijke oorzaken, van het gevoel en het denkvermogen voorstelde, de kerk voor een vijandin der waarheid verklaarde, de leer der noodzakelijkheid verdedigde, enz.

Zijn werken v. zuiver wetenschapp. aard, zoo als: History and present state of clectricity (Lond. 1767), Observations on different kinds of air (Lond. 1772), werden in Engeland met bijval opgenomen. In 1780 ging hij als predikant bij een Dissenter-gemeente naar Birmingham, doch daar zijn schriften door de geestelijken verboden werden, kwam hij in een zeer slechten naam, dien hij door de uitgave van de Familiar letters addressed to the inhabitans of Birmingham in refutation of several charges (1790) niet verbeterde, zoodat ten tijde der Fransche revolutie het opgehitste gepeupel te Birmingham zijn huis met bibliotheek, wetenschappelijke werktuigen en verzamelingen in vlammen deed opgaan, terwijl hij zelf zich slechts met moeite kon redden. Drie jaar later stak hij naar Amerika over, waar hij zich te Northumberland in Pennsylvanië vestigde. Aan president Jefferson, die hem zeer genegen was, droeg hij zijn werk Ristory of the christian church (4 dln., Northampton 1803) op. Hij overleed in 1804. P. was een man van een veelomvattende kennis; hij behaalde den meesten roem op het gebied van scheikunde. Zijn autobiographie is opgenomen in de door Rutt uitgegeven verzameling der „Theological and miscellaneous of Jos (25 dln., Hackney 1817). Biographieën van P. bestaan van de hand van Corry (1805), Fonvielle (1875), Martineau (1890).

< >