r.-kath. godgeleerde, geb. 9 Sept. 1811 te Dortmund, overl. 13 Jan. 1883 te Kaltern, trad na volbrachte studiën te Brig (Wallis) in 1834 in de orde der Jezuïeten, onderwees vervolgens te Freiburg en Brig rhetorica en moraal, w'as van 1843—70 en 1878—81 aan het generalaat der orde, aan het Collegium Germanicum en als consultor der congregatie van den index te Bome werkzaam en verbleef van 1870—78 en sedert 1881 weder in Tirol. Van zijn werken noemen wij: Die Philosophie der Vorzeit verteidigt (2 dln., Munster 1860—63, 2de dr.
Innsbruck 1878), Die Theologie der Vorzeit verteidigt (4 dln., Munster 1861—73; dl. 1 in 2den dr., 1867) en vooral zijn algemeen verspreide Hrs dicendi, priscorum polissimwm praeceptis et exemplis illuslrata (o. m. ook te ’s Hertogenbosch gedrukt, 4de uitg., 2de in Nederland, 1865). Zijn kleinere werken verschenen verzameld in 6 dln. (Munster 1868—74).