Gepubliceerd op 29-01-2021

Freiburg

betekenis & definitie

1) Kommissariaatsdistrict of provincie van het groothertogdom Baden, 4748km2 gr., in 1900: 251.185 inw.; is verdeeld i/d kreitsen Freiburg, Lörrach en Offenburg.

2) Kreits van het kommissariaatsdistrict F., 2198 km2 * groot, in 1900: 234 675 inw7., in 209 gemeenten; de kreits is verdeeld in de 7 volgende ambten of ambtsdistricten:

Breisach Emmendingen Ettenheim Freiburg Reustadt Staufen Waldkirch.

3) Freiburg im Breisgau, hoofdstad van den kreits Freiburg en van den voormaligen Breisgau, 50 km. n. van de zwitsersche grens, aan de Dreisam, aan den voet van den Schloszberg, aan de spoorlijnen Heidelberg— Bazel, F.—Colmar (44 km.), en F.—Donaueschingen, ligt in een vruchtbare, wijnrijke, landstreek. Rondom de oude historische kern, wier voormalige vestingwerken sinds 1745 deels gesloopt, deels instand gehouden zijn, en die nog heden in tal van gebouwen den middeleeuw7schen bouwtrant vertoont, zijn mooie promenaden ontstaan, die de voorsteden met de eigenlijke stad verbinden. De stad telde in 1885: 42,606 inw7., in 1890 met inbegrip der intusschen ingelijfde gemeenten Herdern, Wiehre, Güntersthal en Haslach: 48.909, in 1900: 61.506 (30.463 mannen, 31.043 vrouw'en, en naar geloofsbelijdenis 17.000 evangelischen, een duizendtal israelieten en overigens r.-katholieken). Onder de talrijke kerken is de uit rooden zandsteen opgetrokken Munsterkerk het eenige in de middeleeuwen zelf geheel voltooide meesterwerk van gothische bouw7kunst in Duitschland; haar hoofdtoren is de mooiste toren van geheel Europa. F. is zetel van een aartsbisschop en van allerlei gezagsorganen en rechtscolleges. De universiteit te F. werd door aartshertog Albrecht VI van Oostenrijk gesticht; de stichtingsoorkonde is gedateerd 21 Sept. 1457: zij verkreeg weldra een uitgestrekt grondbezit in de Breisgau, Elzas en Württemberg; gedurende de Fransche revolutie verloor zij hare goederen in den Elzas, later ook die in Württemberg, zoodat zij thans nog slechts onroerende bezittingen heeft in Baden, wier opbrengst echter niet toereikend is voor haar onderhoud; zij heeft een katholiek-theologische, rechtsgeleerde, philosophische en medische faculteit, in 1901 met 52 gewone en 42 honoraire en buitengewone hoogleeraren, 18 privaat-doeenten, 1321 studenten, 99 hospitanten ; zij beschikt over een bibliotheek van 180.000 boekdeelen en 550 manuscripten, de medische faculteit over tal van ziekenhuizen. Verder heeft de stad twee gymnasia, een hoogere burgerschool voor meisjes, een handels- en een landbouw-winterschool enz. Zijde- en textiel-industrie, fabrikage van goedkoope opschik, paarlen enz.; groote drukkerij annex uitgeverszaak van Herder (r.-kath. wetenschappelijke en andere uitgaven). Handel in producten der eigen industrie, verder in hout, wijn, ooft en groenten ; het handels- en geldverkeer wordt ondersteund door een filiaal der Duitsche rijksbank, tal van private bank-instellingen, filialen van verschillende duitsche banken, verzekeringmaatschappijen.
F. werd in de eerste helft der 12de eeuw door de hertogen Berthold III en Koenraad van Ziihringen gesticht ; zij kreeg onmiddellijk eenzelfden vorm van bestuur als Keulen; na den dood van den laatsten Zâhringer, Berthold V (1218), kwam de stad in 1218 aan de graven van Urach, die zich van nu af graven van F. noemden, doch zich door hun willekeur bij de burgers van F. weldra zeer gehaat maakten ; ten slotte kocht de stad in 1368 voor 20.000 mark zilver hunne heerschappij af, en stelde zich vrijwillig onder bescherming van het huis Habsburg, waaraan zij o.a. haar universiteit dankt. In den Boerenoorlog door de opgestanen overvallen, werd zij door dezen gebrandschat. In den Dertigjarigen oorlog werd zij in 1632, 1634 en 1638 door de Zweden, in 1644 door de Beieren onder Mercy ingenomen, waarop laatstgenoemden hier 3/5 Aug. 1644 de Franschen onder Condé tot den terugtocht drongen. In 1677 door de Franschen veroverd, kwam F. bij den vrede van Nijmegen (1679) aan Frankrijk, waarop het door Vauban ineen vestingplaats eersten rang werd herschapen. Bij den vrede van Rijswijk kwam de stad weer aan Oostenrijk. In 1713 viel zij ten tweeden en in 1744 ten derden | male in handen der Franschen, die nu hare vestingwerken slechtten en haar vervolgens bij den vrede van Aken ontruimden. In 1806 kwam F. aan Baden. Gedurende den badenschen opstand van 1848 werd het 24 April door duitsche bondstroepen bezet (zie Baden, geschiedenis).

< >