de hoofdrivier van Palestina; haar hoofdbronnen zijn: de Nahr el-Hasbani, de Nahr el-Leddan, de Nahr Banija; beide laatste bronarmen vereenigen zich 8 km. ten z. van Teil el-Kadi met de eerstgenoemde. De rivier doorloopt allereerst het moeraslandschap Ard-el-Hule en vult daarop het meerbekken Bahrat el-Hule, gaat vervolgens in een nauwe bedding, begrensd door hooge basaltoevers, naar een tweede, grooter bekken, het meer van Genezareth, loopt, dit aan den z.w.hoek verlatende, eerst westelijk, daarna zuidelijk, gaat door het meer van Tiberias en ontlast zich in de Doode zee.
Het eindgedeelte van den J. ligt 394 m. beneden den spiegel der Middellandsche zee. De waterstand van den niet zeer broeden J. is zeer ongelijk. Het Jordaanwater is bruinachtig geel van kleur. De omgeving van deze rivier, wier juiste lengte nog niet bekend is, is onvruchtbaar.
