byzantijnsch keizer (1341—54), oefende reeds onder Andronicus II en III als veldheer en staatsman grooten invloed uit en aanvaardde na den dood van Andronicus III (15 Juni 1341) de voogdij over diens onmondigen zoon Johannes V (zie ald.). Door intriges der keizerin-weduwe Anna en den minister van financiën Apocaupus, die hem zochten te verdringen, werd J. er toe gedreven, de hem door zijn aanhangers aangeboden kroon 26 Oct. 1341 aan te nemen.
Doch eerst na een veeljarigen burgeroorlog verkreeg J. zoodanig overwicht, dat hij 8 Febr. 1347 voor 10 jaren als alleenheerscher erkend werd; daarna echter moest hjj den jeugdigen Johannes V aandeel in de regeering geven, die hem einde Dec. 1354 met genueesche hulp in Konstantinopel overrompelde en tot afstand dwong. J. werd monnik in het klooster Mangana en schreef onder den naam Christodulus een apologetische geschiedenis van zijn tijd. Hij overl. 15 Juni 1383 in de Peloponnesus en werd te Misithra begraven. Een door Johannes Comnenus 1699 geschreven biographie van J. is uitgegeven door Loparev (St. Petersburg 1888). Vergel. voorts Parisot, Cantaeuzène, homme d’état et historiën (Parijs 1845).